• be·dui·dend
vervoeging van: beduiden
verbogen vorm: beduidende

beduidend

  1. onvoltooid deelwoord van beduiden
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beduidend beduidender beduidendst
verbogen beduidende beduidendere beduidendste
partitief beduidends beduidenders -

beduidend

  1. aanzienlijk, veel, aanmerkelijk
    • Hij kreeg een beduidende erfenis van zijn tante. 
    • Ja, ik ben van Téléchance. Een eerlijk bedrijf. Wij zijn betrouwbaar en onze winstcijfers zijn het afgelopen jaar beduidend toegenomen. We gaan de beurs op. En ik heb het druk, druk.' [1] 
     Ik keek ervan op dat volgens dit onderzoek mensen die elke dag minstens 30 minuten lopen een beduidend lagere kans op hart- en vaatziekte, darmkanker, borstkanker en dementie hebben.[2]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 127
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be