• over·schreeuw·de
vervoeging van
overschreeuwen

overschreeuwde

  1. enkelvoud verleden tijd van overschreeuwen
    • Ik overschreeuwde. 
    • Jij overschreeuwde. 
    • Hij, zij, het overschreeuwde. 
  2. verbogen vorm van overschreeuwd, voltooid deelwoord van overschreeuwen