knarsen

Vertalingen

knarsen

fletschen, knarren, knirschengrate, creak, gnash, grindgrincer, craquer, crier, crissercrocchiare, trascinare, tritare (ˈknɑrsə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd knarste , voltooid deelwoord heeft geknarst
een hoog en schurend geluid maken De deur knarst.
voortdurend je tanden en kiezen tegen elkaar wrijven Met je tanden knarsen in je slaap geeft een naar geluid en is slecht voor je gebit.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.