sieren

Vertalingen

sieren

aufputzen, ausputzen, schmücken, verzierendecorate, adorn, ornamentdécorer, orner, parer (ˈsirə(n)Ç)
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd sierde , voltooid deelwoord heeft gesierd
mooi maken Bossen, weiden en windmolens sieren het landschap.
het is in iemand te prijzen dat... Dat ze ondanks alles heeft volgehouden, siert haar.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.