Dutch

edit

Etymology

edit

Literally, looking to the future. From Middle Dutch voresichtich. Equivalent to voorzicht +‎ -ig. Compare English foresighty, German vorsichtig.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌvoːrˈzɪx.təx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: voor‧zich‧tig

Adjective

edit

voorzichtig (comparative voorzichtiger, superlative voorzichtigst)

  1. careful
    Maar wat is nou die heilstaat als er muren omheen staan? Als je bang en voorzichtig met je mening moet omgaan? — But what is now that ideal state if there stand walls around? If you must handle your opinion fearfully and carefully?     (Klein Orkest – Over de muur)

Declension

edit
Declension of voorzichtig
uninflected voorzichtig
inflected voorzichtige
comparative voorzichtiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial voorzichtig voorzichtiger het voorzichtigst
het voorzichtigste
indefinite m./f. sing. voorzichtige voorzichtigere voorzichtigste
n. sing. voorzichtig voorzichtiger voorzichtigste
plural voorzichtige voorzichtigere voorzichtigste
definite voorzichtige voorzichtigere voorzichtigste
partitive voorzichtigs voorzichtigers

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: versigtig
  • Negerhollands: voorsicht