Fort van Breendonk: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Balans van het kamp van Breendonk |
→Foltering: feit en referentie toegevoegd |
||
(2 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 25:
=== 1913-1942 ===
Een eerste contingent soldaten werd ingekwartierd in 1913. Tijdens de [[Eerste Wereldoorlog]] werd de fortengordel vanaf [[28 september]] [[1914]] aangevallen door het Duitse leger onder leiding van generaal [[Hans Hartwig von Beseler]]. [[Albert I van België|Koning Albert I]] verliet Antwerpen op 7 oktober, om zich met zijn leger terug te trekken achter de [[IJzer (rivier)|IJzer]]. Op [[8 oktober]] gaf het fort zich over, nadat commandant Weyns na een Duits bombardement dodelijk gewond raakte. Tussen de wereldoorlogen werden er af en toe troepen ingekwartierd. Het fort werd een bezienswaardigheid voor de buurtbewoners. Aan de vooravond van de [[Tweede Wereldoorlog]] zag men in dat de oude fortengordel niet aan de moderne oorlogsvoering beantwoordde. Breendonk werd het hoofdkwartier van het Belgische leger en de plek waar de Koning bij oorlogsdreiging zou verblijven. Toen op [[10 mei]] [[1940]] het Duitse leger het neutrale België binnenviel, vertrok [[Leopold III van België|Koning Leopold III]] naar het fort met zijn militaire raadgever generaal [[Raoul Van Overstraeten]]. Vanuit Breendonk sprak hij de Belgische bevolking toe en ontving hij de Engelse en Franse bevelhebbers. Toen de trots van het leger, het [[Fort Eben-Emael]], op de eerste oorlogsdag viel en de Duitsers op [[16 mei]] een doorbraak forceerden op de Fransen bij [[Sedan (stad)|Sedan]], besefte de Koning dat een Belgische [[Capitulatie (overgave)|capitulatie]] zou volgen. Dit in tegenstelling tot zijn ministers. Die bleven hopen. Het fort werd ontruimd en de Koning en het opperbevel verplaatsten zich naar het [[kasteel van Wijnendale]].
== Het Auffanglager Breendonk ==
Regel 85:
Aan het hoofd van elke kamer werd een kameroverste (Zugführer) aangesteld. Deze was zelf een gevangene, die in feite tussen twee vuren kwam te zitten, enerzijds de SS, anderzijds zijn medegevangenen. Sommigen zouden hun kamergenoten zo veel mogelijk beschermen, maar een aantal beging zware misdaden. Willy Giersch, een Duitse communist die Duitsland ontvlucht was, was erom berucht zijn medegevangenen af te ranselen, al heeft hij niemand gedood.
Toen later meer en meer Joodse gevangenen binnengebracht werden werden ze afgescheiden van de "Ariërs" en kregen hun eigen kamers. Onder druk van de brute SS-Untersturmführer Arthur Prauss moesten joodse kameroversten nog harder optreden dan hun Arische tegenhangers. De kameroverste Walter Obler, een
Sally Lewin, een invalide Duitse jood, was even wreed als zijn voorbeeld Obler. Hij werd na de oorlog eveneens gefusilleerd, wegens medeplichtigheid aan moord op acht personen.
Regel 122:
De nieuwe kampcommandant Schönwetter maakte eind 1943 een einde aan de medewerking van de SS'ers van Breendonk aan deze folteringen, nadat een SS'er, na een zuippartij, een gevangene was vergeten die nog aan de katrol hing. De gevangene werd de volgende dag dood aangetroffen.
De SS-kantine deed tevens dienst als rechtszaal. De vonnissen werden onmiddellijk uitgevoerd aan de executiepaal of door ophanging: 184 gevangenen werden [[fusilleren|gefusilleerd]] en 23 werden [[ophanging (doodstraf)|opgehangen]]. De eerste executies vonden op 27 november 1942 plaats, als represaille voor aanslagen op collaborerende burgemeesters. Op 11 april 1944 worden er 24 Limburgse verzetsstrijders geëxecuteerd door de SS, waarvan 21 mijnwerkers.<ref>{{Citeer boek |titel=Breendonk 11 april 1944: 24 executies wegens Feindbegünstiging |achternaam=Rubens |voornaam=Cyril |taal=nl |uitgever=Het Genootschap voor de Studie van de Tweede Wereldoorlog in Limburg |datum=11 april 2024 |isbn=9789492771766}}</ref>
=== Belgische SS'ers: de beulen ===
|