boothuis
- boot·huis
- samenstelling van boot en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boothuis | boothuizen |
verkleinwoord | boothuisje | boothuisjes |
het boothuis o
- overdekte steiger waarin een of meer kleine bootjes een ligplaats kunnen hebben
- Ik heb mijn roeiboot in een boothuis liggen zodat ik haar nooit hoef leeg te hozen na een regenbui.
- Het woord boothuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boothuis" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be