• co·na·tief
  • uit het Latijn
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen conatief conatiever conatiefst
verbogen conatieve conatievere conatiefste
partitief conatiefs conatievers -

conatief

  1. (taalkunde) het veroorzaken van handelingen bij de luisteraar
  2. (psychologie) betrekking hebbend op het willen en streven van een persoon