conductor
- con·duc·tor
- van het Engelse conductor
- Naamwoord van handeling van het Franse conduire (met het achtervoegsel -or) [1]
- afgeleid van het Latijnse 'conductor' (met het voorvoegsel con-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conductor | conductoren conductors |
verkleinwoord | - | - |
- (elektrotechniek) geleider (voor elektriciteit)
- Het woord conductor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conductor" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: conductor (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /kənˈdʌktɚ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
conductor | conductors |
conductor
enkelvoud | meervoud |
---|---|
conductor | conductores |
conductor m
- (natuurkunde) geleider
- bestuurder van een auto