dikkoppen
- (IPA in voorbereiding)
- dik·kop·pen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dikkoppen | |
verkleinwoord |
de dikkoppen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dikkop
- meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) een geslacht Falcunculus van zangvogels uit de familie Falcunculidae . Er zijn drie soorten
- [2] zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- geschubde dikkoppen, leldikkoppen
- arafuralijsterdikkop, bessendikkop, blauwbaarddikkop, gele dikkop, geschubde dikkop, gewone dikkop, glimmende dikkop, goudmaskerdikkop, grijsruglijsterdikkop, grijze lijsterdikkop, indodikkop, leldikkop, mamberamolijsterdikkop, Oost-Nieuw-Guinese lijsterdikkop, roetbruine lijsterdikkop, rosse lijsterdikkop, rotslijsterdikkop, sepik-ramulijsterdikkop, tagulalijsterdikkop, waigeolijsterdikkop
- dikkoppen en fluiters
- gevlekte dikkopmot, goudspikkelige dikkopmot, lichte dikkopmot, zandkleurige dikkopmot, zuidelijke dikkopmot, zwarte dikkopschildpadden
- dikkopbloedbij, dikkopmos, dikkopmot, dikkopmotten, dikkopschildpad, dikkopschildpadden, dikkopslang, dikkoptiran, dikkopzandgraver, zwarte dikkopschildpad
- Het woord dikkoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.