grootakkoord
- groot·ak·koord
- samenstelling van groot en akkoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootakkoord | grootakkoorden |
verkleinwoord | grootakkoordje | grootakkoordjes |
het grootakkoord o
- (muziek) een drie- of meerklank met minimaal: “een begintoon (prime), een grote terts en een reine kwint”
- Een toonladder met zowel klein- als grootakkoorden.
|
1. het grotetertsakkoord
- Het woord 'grootakkoord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.