kraai
- Geluid: kraai (hulp, bestand)
- IPA: / kraj / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /kraɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /kraɪ̯/
- (Limburg): /kraːɪ̯/
- kraai
- erfwoord via Middelnederlands craeye / craye van Oudnederlands kraia, als deel van een naam aangetroffen vanaf 1003, in de betekenis van ‘zangvogel’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraai | kraaien |
verkleinwoord | kraaitje | kraaitjes |
- (zangvogels) benaming voor vogels uit het geslacht Corvus
- bepaald soort zwarte vogel, Corvus corone
- Kijk, er zit een kraai in de boom!
- bepaald soort zwarte vogel, Corvus corone
- (dierengeluid) een kraaiend geluid
- (informeel) iemand van het vrouwelijk geslacht (vaak negatief)
- [1] alpenkraai, huiskraai, torenkraai, venkraai, winterkraai
[1]
- Een vliegende kraai vangt altijd wat
Wie wat rondkijkt en moeite doet, heeft meer resultaat
[2]
- Kind noch kraai hebben
Helemaal niets hebben, erg arm zijn
1.1 bepaald soort zwarte vogel, Corvus corone
vervoeging van |
---|
kraaien |
kraai
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
- Ik kraai.
- gebiedende wijs van kraaien
- Kraai!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kraaien
- Kraai je?
- Het woord kraai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kraai" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.