oppervogel
- Geluid: oppervogel (hulp, bestand)
- op·per·vo·gel
- samenstelling van opper bw en vogel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oppervogel | oppervogels |
verkleinwoord | oppervogeltje | oppervogeltjes |
de oppervogel m
- (figuurlijk) persoon die zichzelf heel belangrijk vindt
- ▸ Haar man had zichzelf bij zijn welkomstbezoek voorgesteld als nieuwe oppervogel en liet sindsdien vooral in de vorm van brieven van zich horen, waarmee hij aankondigde het een of andere plan van de Ökologica om redenen van natuurbescherming te willen verbieden.[1]
- (sport) boogschieten: de houten vogel die op het bovenste einde der stang geplaatst is en waarop de hoogste prijs staat
- [2] oppergaai
- Het woord 'oppervogel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672