zwaardboot
  • zwaard·boot
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaardboot zwaardboten
verkleinwoord

de zwaardbootv / m

  1. (scheepvaart) een zeilboot met zwaarden aan de zijkant i.p.v. een kiel
     In Santander, de woensdag uiterst winderige havenstad in Noord-Spanje, leidt de 26-jarige Friezin met royale marge het klassement in de kleine zwaardboot.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    John Volkers
    “Zeilen op topniveau kost handenvol geld” (18 september 2014), de Volkskrant