alpenstok
Uiterlijk
- al·pen·stok
- leenvertaling van Duits Alpenstange, samenstelling van Alpen en "gebergte" en stok zn "wandelstok" , aangetroffen vanaf 1838 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alpenstok | alpenstokken |
verkleinwoord | alpenstokje | alpenstokjes |
de alpenstok m
- houten staak met een metalen punt zoals die bij het beklimmen van bergen wordt gebruikt
- ▸ De kleding die dames dragen bij het ondernemen van de enige sportieve activiteit waaraan zij mogen deelnemen (wandeltochten in de bergen), is bepaald niet praktisch. Zij kunnen kennelijk niet buiten een crinoline, al wordt deze dan voor de gelegenheid met een touwconstructie iets opgetrokken. Daarbij dragen zij een herenpaletot en een baret met veer, hoge laarzen en een alpenstok.[2]
- ▸ ⧖ Aan het ontbijt zat mede, op onze banken, een Duitsch student, kras en levendig: hij kwam van de Furca, haastte zich naar Meyringen, en toen de eerste partij hem over al de verschrikkingen van zijn afgelegden togt raadpleegde, antwoordde hij, in de vlugt: ‘es ist gar nichts, meine Herren, immer ein bequemes Rasenpfad!’ - nam afscheid van ons en zijn bundel op den rug, greep zijn alpenstok, en wipte neuriend weg.[3]
- Het woord 'alpenstok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron K.P.C. de Leeuw“Kleding in Nederland 1813-1920.”, proefschrift (1991), Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg, ISBN 9090042482, p. 139
- ↑ Weblink bron “Onderzoek en phantasie.” (1838), C.C. van der Hoek, Leiden, 24/25