capaciteit

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  capaciteit    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌkapasiˈtɛit / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• ca·pa·ci·teit

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans capacité (met het achtervoegsel -iteit), in de betekenis van ‘bekwaamheid’ aangetroffen vanaf 1728

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	capaciteit	capaciteiten
verkleinwoord	capaciteitje	capaciteitjes

Zelfstandig naamwoord

de capaciteit v

1. mogelijkheid om iets te bevatten, hoeveelheid ruimte die voor een bepaald doel gevuld kan worden

   • Het plaatselijke ziekenhuis heeft onvoldoende capaciteit om een ramp van deze omvang te kunnen verwerken. 
   • Zij laten zien dat schulden het denken gaan beheersen - ze leggen beslag op je mentale capaciteit. 

2. aanwezigheid van persoonlijke eigenschappen die vereist zijn voor bepaalde activiteiten

   • Hij heeft niet de capaciteit om naar de universiteit te gaan. 

   ▸ 'Je onderschat je eigen capaciteiten, de specifieke kwaliteiten van het individu.

3. (natuurkunde) opslagvermogen voor bepaalde vormen van energie

   ▸ Vorige week ging het op deze plek over het fenomeen accudegradatie. Dat wil zeggen de capaciteit van het accupakket van een elektrische auto na verloop van tijd minder wordt, met een kleiner rijbereik als gevolg.

Synoniemen

• bevattingsvermogen
• [2] bekwaamheid, geschiktheid

Verwante begrippen

• inhoud, inhoudsgrootte, laadvermogen, ruimte, vermogen

Hyponiemen

   

accucapaciteit afvalverbrandingscapaciteit afvoercapaciteit arbeidscapaciteit beddencapaciteit behandelcapaciteit bergingscapaciteit bouwcapaciteit buffercapaciteit celcapaciteit cellencapaciteit computercapaciteit condensatorcapaciteit defensiecapaciteit destructiecapaciteit detentiecapaciteit elektrische capaciteit exportcapaciteit geheugencapaciteit geluidscapaciteit gevangeniscapaciteit gevechtscapaciteit hersencapaciteit hijscapaciteit hotelcapaciteit importcapaciteit incapaciteit jaarcapaciteit koppelingscapaciteit laadcapaciteit leencapaciteit leiderscapaciteit longcapaciteit luchttransportcapaciteit managementcapaciteit maximumcapaciteit netcapaciteit netwerkcapaciteit noodcapaciteit ondercapaciteit onderzoekscapaciteit opleidingscapaciteit opnamecapaciteit opslagcapaciteit opvangcapaciteit opwekcapaciteit overcapaciteit overslagcapaciteit parkeercapaciteit politiecapaciteit productiecapaciteit publiekscapaciteit raffinagecapaciteit rekencapaciteit reservecapaciteit restcapaciteit schakelcapaciteit servercapaciteit slachtcapaciteit stortcapaciteit tankercapaciteit testcapaciteit toeschouwerscapaciteit topcapaciteit transportcapaciteit uitvoeringscapaciteit vangstcapaciteit verbrandingscapaciteit verdiencapaciteit vernietigingscapaciteit verrijkingscapaciteit vervoerscapaciteit verwerkingscapaciteit vitale capaciteit vrachtcapaciteit warmtecapaciteit watercapaciteit wegcapaciteit winstcapaciteit ziekenhuiscapaciteit

Afgeleide begrippen

   

capaciteitenonderzoek capaciteitsbenutting capaciteitsbeperking capaciteitsgebrek capaciteitsmanagement capaciteitsmanager capaciteitsopbouw capaciteitsplanning capaciteitsprobleem capaciteitsreductie capaciteitstarief capaciteitstekort capaciteitsuitbreiding capaciteitsvergroting capaciteitsvermindering capaciteitsversterking

Vertalingen

    1. mogelijkheid om iets te bevatten   

Bosnisch: kapacitet (bs) Duits: Kapazität (de) Engels: capacity (en) Frans: capacité (fr) Italiaans: capacità (it) Kroatisch: kapacitet (hr) Lets: kapacitāte (lv) Litouws: talpa (lt)

Macedonisch: капацитет (mk) Pools: pojemność (pl) v Portugees: capacidade (pt) v Roemeens: capacitate (ro) Servisch: капацитет (sr) Slowaaks: kapacita (sk) Spaans: capacidad (es) v Tsjechisch: kapacita (cs) Turks: kapasite (tr)

    2. aanwezigheid van persoonlijke eigenschappen die vereist zijn voor bepaalde activiteiten   

Spaans: capacidad (es) v, inteligencia (es) v, talento (es) m

Gangbaarheid

• Het woord capaciteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "capaciteit" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.