goedkoopte
Uiterlijk
- Geluid: goedkoopte (hulp, bestand)
- goed·koop·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goedkoopte | goedkooptes |
verkleinwoord |
de goedkoopte v
- eigenschap van iets dat het weinig geld kost; eigenschap dat iets goedkoop is; het goedkoop zijn
- ▸ Daarmee lijkt een einde gekomen aan een buitengewoon lange periode van lage inflatie. "We zijn de goedkoopte nou wel zo'n beetje voorbij en dat zal wennen zijn", zegt NOS-economieredacteur André Meinema. "Goedkoop levensonderhoud en nauwelijks prijsstijgingen waren erg plezierig en behulpzaam toen we uit de crisis kropen, er veel werklozen waren, en we erg op de centjes letten. Dat tij is nu aan het keren."[3]
- Het woord goedkoopte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ goedkoopte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Consumentenprijzen in december gestegen” (Donderdag 5 januari 2017, 07:47), NOS