overkappen
Uiterlijk
- Geluid: overkappen (hulp, bestand)
- over·kap·pen
- samenstellende afleiding van over (bijwoord) en kap (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -en dat een (werkwoord) vormt[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overkappen |
overkapte |
overkapt |
zwak -t | volledig |
overkappen
- overdekken
- Het autobedrijf heeft de smeerput laten overkappen, nu kan er ook met nat weer doorgewerkt worden.
- Het woord overkappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.