tienjarige

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tienjarige    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈtinjarəɣə / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• tien·ja·ri·ge

Woordherkomst en -opbouw

• bn:  tienjarig bn  met de uitgang -e
• zn: afgeleid van  tienjarig bn  met het achtervoegsel -e

Bijvoeglijk naamwoord

tienjarige

1. verbogen vorm van de stellende trap van tienjarig

   • Hij pakte zijn studie na een tienjarige onderbreking weer op. 

   ▸ Toen ik mijn tienjarige zoon vroeg wat hij ervan vond dat ik zo lang weg zou zijn, antwoordde hij: ‘Geen idee, dat weet ik toch pas als je weg bent?’ Grappig vond ik zijn opmerking over het motief van mijn reis: ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’ Mijn vijftienjarige dochter reageerde net als mijn vrouw pragmatisch en recht door zee.

Schrijfwijzen

•  10-jarige bn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tienjarige	tienjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tienjarige v / m

1. levend wezen dat 10 jaar oud is of iets dat 10 jaar bestaat

   • De tienjarige ging naar een basisschool in de buurt. 

Schrijfwijzen

•  10-jarige zn 

Vertalingen

    1. levend wezen dat 10 jaar oud is of iets dat 10 jaar bestaat   

Zweeds: tioåring (sv)

Gangbaarheid

• Het woord tienjarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.