vas
Uiterlijk
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
vas vaste |
vaster | vasste |
vas
- vast
- «'n Vaste werk hê.»
- Een vaste baan hebben.
- «'n Vaste werk hê.»
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
vas |
gevas |
volledig |
vas
vas
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aller
vervoeging van |
---|
ir |
vas
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ir
Categorieën:
- Woorden in het Afrikaans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Afrikaans
- Werkwoord zonder scheidbaarheidsparameter in het Afrikaans
- Werkwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Werkwoordsvorm in het Frans
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 3
- Werkwoordsvorm in het Spaans