wad

Een wad in Nieuw-Zeeland

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  wad    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wad

Woordherkomst en -opbouw

• Van Oudnederlands wada, Proto-Germaans *wada- (Latijn: vadum). Tevens verwant met waden. In de betekenis van ‘doorwaadbare plaats’ voor het eerst aangetroffen in 107, in de plaatsnaam Wadenoijen .

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	wad	wadden
verkleinwoord	wadje	wadjes

Zelfstandig naamwoord

het wad o

1. (geologie) een bij eb droogvallend buitendijks gebied

   • Het wad is het tehuis van een groot aantal levende wezens. 

Gelijkklinkende woorden

• wat

Synoniemen

• schor
• kwelder

Verwante begrippen

• uiterwaarde

Afgeleide begrippen

   

Waddeneiland Waddengebied Waddenzee wadbodem waddendijk waddeneiland waddengas waddengebied waddenhommel waddenkaartmot waddenknoopvlekje waddenkust waddenmelk waddenmetselbij waddenpalpmot waddenvereniging waddenviltbij waddenwachter waddenzee waden wadlopen wadloper wadpier wadplaat wadslakje wadvaarder wadvaart wadvaren wadvogel wadzeiler

Vertalingen

    1. een bij eb droogvallend buitendijks gebied   

Duits: Watt (de) o

Engels: flat (en) Spaans: llanura de marea (es) v

Gangbaarheid

• Het woord wad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wad" herkend door:

91 %	van de Nederlanders;
63 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.