Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-02-2025.
Geldend van 01-02-2025 t/m heden

Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

    aanhangwagen, motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

    bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;

    kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;

    gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;

    adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.

  • 2 In deze wet wordt mede verstaan onder:

    bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;

    kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;

    kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;

    rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 2

  • 1 Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de Provinciewet of de Gemeentewet, kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.

  • 2 Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

  • 3 Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan per gedraging niet meer zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie.

  • 4 De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. De voordracht van deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 2a

De titels 4.4, 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op het opleggen en de inning van een administratieve sanctie en de administratiekosten op grond van deze wet.

Hoofdstuk III. Administratieve sanctie

Artikel 3

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.

  • 3 De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.

  • 4 Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4

  • 1 De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

  • 2 De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven. Indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, dient de bekendmaking van de beschikking binnen vier maanden nadat de naam en het adres van de kentekenhouder van dat motorrijtuig bekend zijn te geschieden, door toezending van de beschikking aan dat adres, met dien verstande dat de bekendmaking van de beschikking geschiedt uiterlijk binnen vijf jaar nadat de gedraging heeft plaatsgevonden. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisregistratie personen opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

  • 3 Een aankondiging van de beschikking kan worden uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt of kan worden achtergelaten in of aan het motorrijtuig.

  • 4 In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.

  • 5 De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie en de administratiekosten uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking een beschikkingsnummer en de door Onze Minister bepaalde wijze waarop de sanctie, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, derde lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan, dient te worden voldaan.

Artikel 5

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, dan wel waaraan een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5b

  • 1 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kentekenplichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.

  • 2 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van de aanhangwagen niet is vastgesteld, dan wel indien de aanhangwagen niet kentekenplichtig is, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene die ten tijde van de gedraging eigenaar of houder was van de aanhangwagen.

  • 3 Indien sprake is van een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid dan wordt daarbij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5c

Indien geen administratieve sanctie kan worden opgelegd, omdat degene die ten tijde van de geconstateerde gedraging met of door middel van een motorrijtuig met een kenteken als bedoeld in artikel 4 van het Kentekenreglement was ingeschreven in het kentekenregister immuniteit geniet op grond van het volkenrecht, verstrekt de officier van justitie de gegevens, genoemd in artikel 4, eerste lid, tweede volzin aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het versturen van een notificatie aan deze kentekenhouder.

Hoofdstuk IV. Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel 6

  • 1 Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie.

Artikel 8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

  • a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

  • b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

  • c. een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk V. Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel 9

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:

    • a. de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;

    • b. de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;

    • c. de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.

Artikel 10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel 11

  • 1 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 2 Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, dient zekerheid te worden gesteld voor de betaling van € 225 en de administratiekosten. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, geldt de helft van de in de eerste volzin genoemde bedragen.

  • 3 Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

  • 4 De zekerheid wordt door de indiener gesteld bij Onze Minister, hetzij op de door Onze Minister voorgeschreven wijze, hetzij anderszins door overboeking op de rekening van Onze Minister. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 5 Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1 De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.

  • 2 Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter zitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 13

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.

  • 2 De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.

  • 3 De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen.

Artikel 13a

  • 2 Het bedrag dat strekt tot vergoeding van de kosten, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt, voor zover die kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in dat besluit, vermenigvuldigd met:

    • a. 0,25 indien de kosten zijn gemaakt in verband met de behandeling van het administratief beroep dan wel het beroep bij de rechtbank waarbij de bestreden administratieve sanctie wordt vernietigd of het sanctiebedrag wordt gewijzigd;

    • b. 0,1 in alle overige gevallen.

  • 3 Onverminderd het vijfde lid vinden uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaats op een bankrekening die op naam staat van degene tot wie de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, is gericht.

  • 4 Vorderingen tot uitbetaling als bedoeld in het derde lid zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.

  • 5 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep bij de kantonrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

  • 6 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b

  • 1 In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.

  • 2 De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

  • 3 Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.

  • 4 Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

Hoofdstuk VI. Hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Artikel 14

  • 1 Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 110.

  • 2 Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, vierde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.

Artikel 15

  • 1 In afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het instellen van hoger beroep door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.

  • 2 Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het ingekomen beroepschrift met de stukken van het geding en een afschrift van de beslissing onverwijld ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in.

Artikel 16

  • 1 Het gerechtshof beslist, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in enkelvoudige kamers.

  • 2 De oudste in rang van de voorzitters van de meervoudige kamers regelt de verdeling van de werkzaamheden over de kamers. Indien de voorzitter de zaak niet vatbaar acht voor afdoening door een enkelvoudige kamer, wijst hij voor de behandeling van de zaak de meervoudige kamer aan.

  • 3 De voorzitter is bevoegd een reeds door een meervoudige kamer in behandeling genomen zaak op voordracht van die kamer te verwijzen naar een enkelvoudige kamer.

  • 4 Een enkelvoudige kamer kan een zaak in iedere stand van het geding naar een meervoudige kamer verwijzen.

Artikel 18

  • 1 Nadat het hoger beroep is ingesteld treedt de advocaat-generaal bij het ressortsparket als partij in de plaats van de officier van justitie.

  • 2 De officier van justitie verstrekt de advocaat-generaal bij het ressortsparket de nodige inlichtingen.

Artikel 19

  • 1 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld toe aan degene, die mede tot het instellen van hoger beroep gerechtigd was.

  • 2 Deze kan binnen vier weken nadat het afschrift is verzonden, bij het gerechtshof een ondertekend verweerschrift indienen.

  • 3 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend verweerschrift onverwijld aan degene die hoger beroep heeft ingesteld. Deze kan binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift is verzonden schriftelijk een nadere toelichting geven op zijn beroep. Indien een nadere toelichting gegeven wordt, stelt het gerechtshof de in het eerste lid bedoelde persoon in de gelegenheid hierop eveneens binnen twee weken te reageren.

  • 4 Partijen kunnen afschriften van of uittreksels uit door hen omschreven stukken verkrijgen. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel 20a

  • 1 Een partij kan schriftelijk verzoeken om een behandeling ter zitting. Zodanig verzoek wordt ingediend bij het beroepschrift of, indien een verweerschrift is ingediend, uiterlijk binnen twee weken na verzending daarvan door het gerechtshof aan de wederpartij.

  • 2 De voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling heeft bepaalt dag en uur van de behandeling ter zitting.

  • 3 De zitting is openbaar.

Artikel 20b

Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden partijen uitgenodigd ter zitting. De oproep aan degene die hoger beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het adres opgegeven in het beroepschrift in hoger beroep dan wel, in geval de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, aan het door de betrokkene in het verweerschrift of in het beroepschrift bij de rechtbank opgegeven adres.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kan zich ter zitting laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen of deskundigen worden meegebracht ten einde door het gerechtshof te worden gehoord. Het gerechtshof kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 Het gerechtshof kan bevelen dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Ze leggen in dat geval ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af;

    de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid;

    de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen.

    De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te vervullen.

  • 6 Van het verhandelde ter zitting wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de voorzitter en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend.

Artikel 20d

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.

  • 2 Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.

  • 3 Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.

  • 5 Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.

Hoofdstuk VII. Vervallen zekerheidstelling

Artikel 21

  • 1 De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

  • 3 Indien de verschuldigde administratieve sanctie vanwege toepassing van artikel 11, tweede lid, niet geheel op de zekerheidstelling kan worden verhaald, is Hoofdstuk VIII van toepassing op de inning van het bedrag dat nog niet is voldaan.

Hoofdstuk VIII. De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22

  • 1 Met de inning van de administratieve sanctie en de administratiekosten is Onze Minister belast.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de administratiekosten, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

  • 3 Een ieder is verplicht desgevorderd onverwijld aan Onze Minister de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 tot en met 218a van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De officier van justitie kan de inning van een opgelegde administratieve sanctie laten eindigen, indien hij van oordeel is dat met de voortzetting daarvan geen redelijk doel wordt gediend.

Artikel 23

  • 1 Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.

  • 2 Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, kan Onze Minister uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, kan Onze Minister uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien de administratieve sanctie ten minste € 112,50 bedraagt.

  • 3 De sanctie wordt van rechtswege met vijftig procent verhoogd indien het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24

  • 1 Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht tot betaling van het ingevolge artikel 23, derde lid, verhoogde bedrag binnen vier weken nadat Onze Minister hem een aanmaning heeft toegezonden, over de gewone post of op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.

  • 2 Indien na de verhoging het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

  • 1 Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, nalaat het in de op grond van artikel 24 gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging. Ter inning van het verschuldigde bedrag kan Onze Minister verhaal nemen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.

  • 2 Indien het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, na de verhogingen op grond van artikel 23, derde lid, en van het eerste lid, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, vindt verhaal overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27 enkel plaats indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen.

  • 3 Onze Minister kan verhaal nemen gedurende drie jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin verhaal kan worden genomen verlengd met één jaar.

  • 4 Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26

  • 1 Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.

  • 2 Het dwangbevel wordt in naam van de Koning uitgevaardigd door Onze Minister. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

  • 3 Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.

  • 4 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 5 Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 6 De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van Onze Minister, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. Onze Minister stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan Onze Minister wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 13a, tweede tot en met vierde lid, en de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.

  • 7 Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

  • 8 Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

  • 9 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a

  • 1 Onze Minister, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij Onze Minister, hetzij op de door Onze Minister voorgeschreven wijze, hetzij anderszins door overboeking op de rekening van Onze Minister. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 3 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4 Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.

  • 5 Op de behandeling van het hoger beroep zijn de artikelen 16 tot en met 20c van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister zich bij de behandeling van het hoger beroep door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.

  • 6 Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b, met uitzondering van artikel 13a, tweede tot en met vierde lid, en de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en 20d, eerste en derde lid, zijn op de beschikking van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.

  • 7 Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27

  • 1 Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:

    • a. inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;

    • b. pensioenen, wachtgelden en andere uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;

    • c. het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate mag beschikken, alsmede, indien de bank en degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd in samenhang met die rekening een overeenkomst inzake krediet zijn aangegaan, op uit het ingevolge die overeenkomst verstrekte krediet.

  • 2 Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van Onze Minister. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie verhaal wordt genomen, en nadat verhaal is genomen toegezonden aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisregistratie personen opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

  • 3 Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan Onze Minister van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. Onze Minister bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer twee jaren na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.

  • 4 Degene onder wie verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover Onze Minister beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.

  • 6 Iedere belanghebbende kan binnen zes weken na de verzending van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

  • 8 Verhaal zonder dwangbevel kan niet worden genomen als degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, valt onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, bedoeld in Titel III van de Faillissementswet.

Artikel 27a

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28

  • 1 De officier van justitie kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, maar niet op het daarin opgenomen adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering bij de rechtbank Noord-Nederland. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin een verleende machtiging gijzeling toe te passen kan worden uitgevoerd, verlengd met één jaar.

  • 2 Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. De oproeping van degene die als ingezetene is ingeschreven op een in de basisregistratie personen opgenomen adres, maar niet op het daarin opgenomen adres woonachtig is, dan wel geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt in de Staatscourant. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

  • 3 De officier van justitie of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.

  • 4 De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29

  • 1 Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door Onze Minister niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, derde lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is Onze Minister bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.

  • 2 Onze Minister is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.

  • 3 Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is Onze Minister bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30

  • 1 Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door Onze Minister, is verplicht op eerste vordering van Onze Minister het rijbewijs in te leveren op een door Onze Minister te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.

  • 3 Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is Onze Minister bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 4 Onze Minister doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Onze Minister doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

Hoofdstuk IX. Voorlopige maatregelen

Artikel 31

  • 1 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond geheel zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig geheel zal worden voldaan.

  • 2 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie en de administratiekosten zal worden voldaan.

  • 3 Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de administratiekosten laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie en van de administratiekosten teruggegeven. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1 Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.

  • 2 Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat

    • a. de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;

    • b. de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.

  • 3 Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.

  • 4 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 5 De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, derde, vierde lid en vijfde lid, 12, 13, 13a, met uitzondering van het tweede tot en met vierde lid, en 13b van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.

  • 7 Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.

Hoofdstuk X. Overige bepalingen

Artikel 34

  • 1 Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    • a. hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;

    • b. hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;

    • c. hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.

  • 2 Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36

  • 2 Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat Onze Minister geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen, wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door Onze Minister. In de overige gevallen kan Onze Minister, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 44

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 3 juli 1989

Beatrix

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989

De Minister van Justitie a.i.,

G. J. M. Braks

Bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid

           

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

               

1

2

3

4

5

6

7

8

Afdeling A. Verkeer te land

                 

Categorie-indeling B:

                 

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 

5 – Voetgangers;

                 

6 – Overige weggebruikers;

                 

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 

8 – Een ieder.

                 
                   

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
                   

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 
   

K

025

   

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

60

60

60

         
           

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

               
   

K

030

a

 

– een motorrijtuig

 

180

180

120

       

180

   

K

030

b

 

– de aanhangwagen

 

180

180

120

       

180

   

K

035

   

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de Dienst Wegverkeer

52c lid 3 WVW 1994

             

310

           

voor een kentekenplichtig motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder

                 
   

K

045

a

 

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

180

           

180

   

K

045

b

 

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

180

           

180

           

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg

                 
   

K

046

a

 

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

500

           

500

   

K

046

b

 

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

500

           

500

           

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

                 
   

K

060

a

 

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

60

60

40

         
   

K

060

e

 

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

120

120

80

         
   

K

060

c

 

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

120

120

80

         
   

K

060

h

 

als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard voor een of meer categorieën, niet zijnde de categorie AM, en aan betrokkene geen nieuw rijbewijs voor de categorie AM is afgegeven

107 lid 2 sub b WVW 1994

   

80

         
   

K

065

cc

 

als houder van een rijbewijs B dat met het oog op deelname aan begeleid rijden was afgegeven, jonger dan 18 jaar een motorrijtuig waarvoor rijbewijs B is vereist besturen zonder dat een op de begeleiderspas vermelde begeleider op de zitplaats naast de bestuurder zat

111a lid 3 onder b en c WVW 1994

190

             
           

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

                 
   

K

090

a

 

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub a RR

             

380

   

K

090

b

 

– een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

380

   

K

090

c

 

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

120

   

K

090

aa

 

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 1 RR

             

120

           

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

                 
   

K

090

bb

 

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

380

   

K

090

cc

 

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

380

   

K

090

dd

 

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

120

   

K

145

a

 

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

190

190

130

75

       
           

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

                 
   

K

150

a

 

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

60

60

60

         
   

K

150

c

 

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

110

110

110

         
   

K

150

e

 

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

60

             
   

K

150

f

 

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 sub c WVW 1994

80

             
   

K

150

g

 

– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer

160 lid 1 sub e WVW 1994

190

190

130

75

       
   

K

150

h

 

– de begeleiderspas

160 lid 1 sub f WVW 1994

80

             
   

K

150

aa

 

als begeleider niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van het rijbewijs

160 lid 7 WVW 1994

             

80

   

K

155

a

 

niet meewerken aan het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub a WVW 1994

310

310

210

120

     

310

   

K

155

b

 

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub b WVW 1994

310

310

210

120

     

310

   

K

155

c

 

niet meewerken aan het onderzoek van speeksel en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub c WVW 1994

310

310

210

120

     

310

           

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

               

1

2

3

4

Nummers S 005, VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

         

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

         

1 – Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

         

2 – Vrachtauto's, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto's met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

         

3 – Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

         

4 – Land- of bosbouwtrekkers, mobiele machines en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

         
           

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

         

VIII. Maximumsnelheid

         

a. Algemeen

         
           

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

       
   

S

005

a

 

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

380

380

260

380

           

Snelheidsoverschrijdingen

         

Noot

         

1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie.

         
           

2. Indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

         
           

b. Binnen de bebouwde kom

         
           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       
   

VA

004

   

– met 4 km/h

 

36

60

36

36

   

VA

005

   

– met 5 km/h

 

45

72

45

45

   

VA

006

   

– met 6 km/h

 

55

83

55

55

   

VA

007

   

– met 7 km/h

 

63

97

63

63

   

VA

008

   

– met 8 km/h

 

72

111

72

72

   

VA

009

   

– met 9 km/h

 

81

125

81

81

   

VA

010

   

– met 10 km/h

 

93

138

93

93

   

VA

011

   

– met 11 km/h

 

125

175

125

125

   

VA

012

   

– met 12 km/h

 

137

189

137

137

   

VA

013

   

– met 13 km/h

 

151

206

151

151

   

VA

014

   

– met 14 km/h

 

162

223

162

162

   

VA

015

   

– met 15 km/h

 

175

240

175

175

   

VA

016

   

– met 16 km/h

 

187

257

187

187

   

VA

017

   

– met 17 km/h

 

202

275

202

202

   

VA

018

   

– met 18 km/h

 

217

293

217

217

   

VA

019

   

– met 19 km/h

 

231

313

231

231

   

VA

020

   

– met 20 km/h

 

248

333

248

248

   

VA

021

   

– met 21 km/h

 

265

354

265

265

   

VA

022

   

– met 22 km/h

 

282

375

282

282

   

VA

023

   

– met 23 km/h

 

300

397

300

300

   

VA

024

   

– met 24 km/h

 

316

419

316

316

   

VA

025

   

– met 25 km/h

 

336

443

336

336

   

VA

026

   

– met 26 km/h

 

354

469

354

354

   

VA

027

   

– met 27 km/h

 

377

494

377

377

   

VA

028

   

– met 28 km/h

 

395

510

395

395

   

VA

029

   

– met 29 km/h

 

415

510

415

415

   

VA

030

   

– met 30 km/h

 

435

   

435

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

       
   

VB

004

   

– met 4 km/h

 

36

60

36

36

   

VB

005

   

– met 5 km/h

 

45

72

45

45

   

VB

006

   

– met 6 km/h

 

55

83

55

55

   

VB

007

   

– met 7 km/h

 

63

97

63

63

   

VB

008

   

– met 8 km/h

 

72

111

72

72

   

VB

009

   

– met 9 km/h

 

81

125

81

81

   

VB

010

   

– met 10 km/h

 

93

138

93

93

   

VB

011

   

– met 11 km/h

 

125

175

125

125

   

VB

012

   

– met 12 km/h

 

137

189

137

137

   

VB

013

   

– met 13 km/h

 

151

206

151

151

   

VB

014

   

– met 14 km/h

 

162

223

162

162

   

VB

015

   

– met 15 km/h

 

175

240

175

175

   

VB

016

   

– met 16 km/h

 

187

257

187

187

   

VB

017

   

– met 17 km/h

 

202

275

202

202

   

VB

018

   

– met 18 km/h

 

217

293

217

217

   

VB

019

   

– met 19 km/h

 

231

313

231

231

   

VB

020

   

– met 20 km/h

 

248

333

248

248

   

VB

021

   

– met 21 km/h

 

265

354

265

265

   

VB

022

   

– met 22 km/h

 

282

375

282

282

   

VB

023

   

– met 23 km/h

 

300

397

300

300

   

VB

024

   

– met 24 km/h

 

316

419

316

316

   

VB

025

   

– met 25 km/h

 

336

443

336

336

   

VB

026

   

– met 26 km/h

 

354

469

354

354

   

VB

027

   

– met 27 km/h

 

377

494

377

377

   

VB

028

   

– met 28 km/h

 

395

510

395

395

   

VB

029

   

– met 29 km/h

 

415

510

415

415

   

VB

030

   

– met 30 km/h

 

435

   

435

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       
   

VS

004

   

– met 4 km/h

 

60

134

60

60

   

VS

005

   

– met 5 km/h

 

72

151

72

72

   

VS

006

   

– met 6 km/h

 

83

169

83

83

   

VS

007

   

– met 7 km/h

 

96

189

96

96

   

VS

008

   

– met 8 km/h

 

110

207

110

110

   

VS

009

   

– met 9 km/h

 

122

227

122

122

   

VS

010

   

– met 10 km/h

 

138

245

138

138

   

VS

011

   

– met 11 km/h

 

175

291

175

175

   

VS

012

   

– met 12 km/h

 

189

312

189

189

   

VS

013

   

– met 13 km/h

 

204

334

204

204

   

VS

014

   

– met 14 km/h

 

223

356

223

223

   

VS

015

   

– met 15 km/h

 

240

378

240

240

   

VS

016

   

– met 16 km/h

 

257

402

257

257

   

VS

017

   

– met 17 km/h

 

275

425

275

275

   

VS

018

   

– met 18 km/h

 

293

452

293

293

   

VS

019

   

– met 19 km/h

 

313

477

313

313

   

VS

020

   

– met 20 km/h

 

333

504

333

333

   

VS

021

   

– met 21 km/h

 

354

510

354

354

   

VS

022

   

– met 22 km/h

 

378

510

378

378

   

VS

023

   

– met 23 km/h

 

399

 

399

399

   

VS

024

   

– met 24 km/h

 

423

 

423

423

   

VS

025

   

– met 25 km/h

 

445

 

445

445

   

VS

026

   

– met 26 km/h

 

469

 

469

469

   

VS

027

   

– met 27 km/h

 

493

 

493

493

   

VS

028

   

– met 28 km/h

 

510

 

510

510

   

VS

029

   

– met 29 km/h

 

510

 

510

510

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

       
   

VV

004

   

– met 4 km/h

 

60

134

60

60

   

VV

005

   

– met 5 km/h

 

72

151

72

72

   

VV

006

   

– met 6 km/h

 

83

169

83

83

   

VV

007

   

– met 7 km/h

 

96

189

96

96

   

VV

008

   

– met 8 km/h

 

110

207

110

110

   

VV

009

   

– met 9 km/h

 

122

227

122

122

   

VV

010

   

– met 10 km/h

 

138

245

138

138

   

VV

011

   

– met 11 km/h

 

175

291

175

175

   

VV

012

   

– met 12 km/h

 

189

312

189

189

   

VV

013

   

– met 13 km/h

 

204

334

204

204

   

VV

014

   

– met 14 km/h

 

223

356

223

223

   

VV

015

   

– met 15 km/h

 

240

378

240

240

   

VV

016

   

– met 16 km/h

 

257

402

257

257

   

VV

017

   

– met 17 km/h

 

275

425

275

275

   

VV

018

   

– met 18 km/h

 

293

452

293

293

   

VV

019

   

– met 19 km/h

 

313

477

313

313

   

VV

020

   

– met 20 km/h

 

333

504

333

333

   

VV

021

   

– met 21 km/h

 

354

510

354

354

   

VV

022

   

– met 22 km/h

 

378

510

378

378

   

VV

023

   

– met 23 km/h

 

399

 

399

399

   

VV

024

   

– met 24 km/h

 

423

 

423

423

   

VV

025

   

– met 25 km/h

 

445

 

445

445

   

VV

026

   

– met 26 km/h

 

469

 

469

469

   

VV

027

   

– met 27 km/h

 

493

 

493

493

   

VV

028

   

– met 28 km/h

 

510

 

510

510

   

VV

029

   

– met 29 km/h

 

510

 

510

510

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       
   

VC

004

   

– met 4 km/h

 

36

60

36

36

   

VC

005

   

– met 5 km/h

 

45

72

45

45

   

VC

006

   

– met 6 km/h

 

55

83

55

55

   

VC

007

   

– met 7 km/h

 

63

97

63

63

   

VC

008

   

– met 8 km/h

 

72

111

72

72

   

VC

009

   

– met 9 km/h

 

81

125

81

81

   

VC

010

   

– met 10 km/h

 

93

138

93

93

   

VC

011

   

– met 11 km/h

 

125

175

125

125

   

VC

012

   

– met 12 km/h

 

137

189

137

137

   

VC

013

   

– met 13 km/h

 

151

206

151

151

   

VC

014

   

– met 14 km/h

 

162

223

162

162

   

VC

015

   

– met 15 km/h

 

175

240

175

175

   

VC

016

   

– met 16 km/h

 

187

257

187

187

   

VC

017

   

– met 17 km/h

 

202

275

202

202

   

VC

018

   

– met 18 km/h

 

217

293

217

217

   

VC

019

   

– met 19 km/h

 

231

313

231

231

   

VC

020

   

– met 20 km/h

 

248

333

248

248

   

VC

021

   

– met 21 km/h

 

265

354

265

265

   

VC

022

   

– met 22 km/h

 

282

375

282

282

   

VC

023

   

– met 23 km/h

 

300

397

300

300

   

VC

024

   

– met 24 km/h

 

316

419

316

316

   

VC

025

   

– met 25 km/h

 

336

443

336

336

   

VC

026

   

– met 26 km/h

 

354

469

354

354

   

VC

027

   

– met 27 km/h

 

377

494

377

377

   

VC

028

   

– met 28 km/h

 

395

510

395

395

   

VC

029

   

– met 29 km/h

 

415

510

415

415

   

VC

030

   

– met 30 km/h

 

435

   

435

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

       
   

VD

004

   

– met 4 km/h

 

60

134

60

60

   

VD

005

   

– met 5 km/h

 

72

151

72

72

   

VD

006

   

– met 6 km/h

 

83

169

83

83

   

VD

007

   

– met 7 km/h

 

96

189

96

96

   

VD

008

   

– met 8 km/h

 

110

207

110

110

   

VD

009

   

– met 9 km/h

 

122

227

122

122

   

VD

010

   

– met 10 km/h

 

138

245

138

138

   

VD

011

   

– met 11 km/h

 

175

291

175

175

   

VD

012

   

– met 12 km/h

 

189

312

189

189

   

VD

013

   

– met 13 km/h

 

204

334

204

204

   

VD

014

   

– met 14 km/h

 

223

356

223

223

   

VD

015

   

– met 15 km/h

 

240

378

240

240

   

VD

016

   

– met 16 km/h

 

257

402

257

257

   

VD

017

   

– met 17 km/h

 

275

425

275

275

   

VD

018

   

– met 18 km/h

 

293

452

293

293

   

VD

019

   

– met 19 km/h

 

313

477

313

313

   

VD

020

   

– met 20 km/h

 

333

504

333

333

   

VD

021

   

– met 21 km/h

 

354

510

354

354

   

VD

022

   

– met 22 km/h

 

378

510

378

378

   

VD

023

   

– met 23 km/h

 

399

 

399

399

   

VD

024

   

– met 24 km/h

 

423

 

423

423

   

VD

025

   

– met 25 km/h

 

445

 

445

445

   

VD

026

   

– met 26 km/h

 

469

 

469

469

   

VD

027

   

– met 27 km/h

 

493

 

493

493

   

VD

028

   

– met 28 km/h

 

510

 

510

510

   

VD

029

   

– met 29 km/h

 

510

 

510

510

           

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

       
   

VE

004

   

– met 4 km/h

 

60

134

60

60

   

VE

005

   

– met 5 km/h

 

72

151

72

72

   

VE

006

   

– met 6 km/h

 

83

169

83

83

   

VE

007

   

– met 7 km/h

 

96

189

96

96

   

VE

008

   

– met 8 km/h

 

110

207

110

110

   

VE

009

   

– met 9 km/h

 

122

227

122

122

   

VE

010

   

– met 10 km/h

 

138

245

138

138

   

VE

011

   

– met 11 km/h

 

175

291

175

175

   

VE

012

   

– met 12 km/h

 

189

312

189

189

   

VE

013

   

– met 13 km/h

 

204

334

204

204

   

VE

014

   

– met 14 km/h

 

223

356

223

223

   

VE

015

   

– met 15 km/h

 

240

378

240

240

   

VE

016

   

– met 16 km/h

 

257

402

257

257

   

VE

017

   

– met 17 km/h

 

275

425

275

275

   

VE

018

   

– met 18 km/h

 

293

452

293

293

   

VE

019

   

– met 19 km/h

 

313

477

313

313

   

VE

020

   

– met 20 km/h

 

333

504

333

333

   

VE

021

   

– met 21 km/h

 

354

510

354

354

   

VE

022

   

– met 22 km/h

 

378

510

378

378

   

VE

023

   

– met 23 km/h

 

399

 

399

399

   

VE

024

   

– met 24 km/h

 

423

 

423

423

   

VE

025

   

– met 25 km/h

 

445

 

445

445

   

VE

026

   

– met 26 km/h

 

469

 

469

469

   

VE

027

   

– met 27 km/h

 

493

 

493

493

   

VE

028

   

– met 28 km/h

 

510

 

510

510

   

VE

029

   

– met 29 km/h

 

510

 

510

510

           

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

         
           

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       
   

VF

004

   

– met 4 km/h

 

32

49

32

32

   

VF

005

   

– met 5 km/h

 

40

59

40

40

   

VF

006

   

– met 6 km/h

 

49

70

49

49

   

VF

007

   

– met 7 km/h

 

57

81

57

57

   

VF

008

   

– met 8 km/h

 

66

94

66

66

   

VF

009

   

– met 9 km/h

 

77

104

77

77

   

VF

010

   

– met 10 km/h

 

87

117

87

87

   

VF

011

   

– met 11 km/h

 

118

148

118

118

   

VF

012

   

– met 12 km/h

 

131

163

131

131

   

VF

013

   

– met 13 km/h

 

144

179

144

144

   

VF

014

   

– met 14 km/h

 

155

193

155

155

   

VF

015

   

– met 15 km/h

 

168

207

168

168

   

VF

016

   

– met 16 km/h

 

179

226

179

179

   

VF

017

   

– met 17 km/h

 

192

243

192

192

   

VF

018

   

– met 18 km/h

 

204

259

204

204

   

VF

019

   

– met 19 km/h

 

221

276

221

221

   

VF

020

   

– met 20 km/h

 

237

293

237

237

   

VF

021

   

– met 21 km/h

 

251

313

251

251

   

VF

022

   

– met 22 km/h

 

267

333

267

267

   

VF

023

   

– met 23 km/h

 

282

353

282

282

   

VF

024

   

– met 24 km/h

 

300

371

300

300

   

VF

025

   

– met 25 km/h

 

317

394

317

317

   

VF

026

   

– met 26 km/h

 

336

415

336

336

   

VF

027

   

– met 27 km/h

 

353

435

353

353

   

VF

028

   

– met 28 km/h

 

371

459

371

371

   

VF

029

   

– met 29 km/h

 

394

481

394

394

   

VF

030

   

– met 30 km/h

 

413

504

 

413

           

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       
   

VG

004

   

– met 4 km/h

 

32

49

32

 
   

VG

005

   

– met 5 km/h

 

40

59

40

 
   

VG

006

   

– met 6 km/h

 

49

70

49

 
   

VG

007

   

– met 7 km/h

 

57

81

57

 
   

VG

008

   

– met 8 km/h

 

66

94

66

 
   

VG

009

   

– met 9 km/h

 

77

104

77

 
   

VG

010

   

– met 10 km/h

 

87

117

87

 
   

VG

011

   

– met 11 km/h

 

118

148

118

 
   

VG

012

   

– met 12 km/h

 

131

163

131

 
   

VG

013

   

– met 13 km/h

 

144

179

144

 
   

VG

014

   

– met 14 km/h

 

155

193

155

 
   

VG

015

   

– met 15 km/h

 

168

207

168

 
   

VG

016

   

– met 16 km/h

 

179

226

179

 
   

VG

017

   

– met 17 km/h

 

192

243

192

 
   

VG

018

   

– met 18 km/h

 

204

259

204

 
   

VG

019

   

– met 19 km/h

 

221

276

221

 
   

VG

020

   

– met 20 km/h

 

237

293

237

 
   

VG

021

   

– met 21 km/h

 

251

313

251

 
   

VG

022

   

– met 22 km/h

 

267

333

267

 
   

VG

023

   

– met 23 km/h

 

282

353

282

 
   

VG

024

   

– met 24 km/h

 

300

371

300

 
   

VG

025

   

– met 25 km/h

 

317

394

317

 
   

VG

026

   

– met 26 km/h

 

336

415

336

 
   

VG

027

   

– met 27 km/h

 

353

435

353

 
   

VG

028

   

– met 28 km/h

 

371

459

371

 
   

VG

029

   

– met 29 km/h

 

394

481

394

 
   

VG

030

   

– met 30 km/h

 

413

504

   
           

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       
   

VH

004

   

– met 4 km/h

 

32

49

32

 
   

VH

005

   

– met 5 km/h

 

40

59

40

 
   

VH

006

   

– met 6 km/h

 

49

70

49

 
   

VH

007

   

– met 7 km/h

 

57

81

57

 
   

VH

008

   

– met 8 km/h

 

66

94

66

 
   

VH

009

   

– met 9 km/h

 

77

104

77

 
   

VH

010

   

– met 10 km/h

 

87

117

87

 
   

VH

011

   

– met 11 km/h

 

118

148

118

 
   

VH

012

   

– met 12 km/h

 

131

163

131

 
   

VH

013

   

– met 13 km/h

 

144

179

144

 
   

VH

014

   

– met 14 km/h

 

155

193

155

 
   

VH

015

   

– met 15 km/h

 

168

207

168

 
   

VH

016

   

– met 16 km/h

 

179

226

179

 
   

VH

017

   

– met 17 km/h

 

192

243

192

 
   

VH

018

   

– met 18 km/h

 

204

259

204

 
   

VH

019

   

– met 19 km/h

 

221

276

221

 
   

VH

020

   

– met 20 km/h

 

237

293

237

 
   

VH

021

   

– met 21 km/h

 

251

313

251

 
   

VH

022

   

– met 22 km/h

 

267

333

267

 
   

VH

023

   

– met 23 km/h

 

282

353

282

 
   

VH

024

   

– met 24 km/h

 

300

371

300

 
   

VH

025

   

– met 25 km/h

 

317

394

317

 
   

VH

026

   

– met 26 km/h

 

336

415

336

 
   

VH

027

   

– met 27 km/h

 

353

435

353

 
   

VH

028

   

– met 28 km/h

 

371

459

371

 
   

VH

029

   

– met 29 km/h

 

394

481

394

 
   

VH

030

   

– met 30 km/h

 

413

504

   
           

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       
   

VI

004

   

– met 4 km/h

 

49

72

49

 
   

VI

005

   

– met 5 km/h

 

59

87

59

 
   

VI

006

   

– met 6 km/h

 

70

104

70

 
   

VI

007

   

– met 7 km/h

 

81

121

81

 
   

VI

008

   

– met 8 km/h

 

94

138

94

 
   

VI

009

   

– met 9 km/h

 

105

156

105

 
   

VI

010

   

– met 10 km/h

 

118

175

118

 
   

VI

011

   

– met 11 km/h

 

152

214

152

 
   

VI

012

   

– met 12 km/h

 

166

234

166

 
   

VI

013

   

– met 13 km/h

 

179

252

179

 
   

VI

014

   

– met 14 km/h

 

193

274

193

 
   

VI

015

   

– met 15 km/h

 

207

293

207

 
   

VI

016

   

– met 16 km/h

 

226

316

226

 
   

VI

017

   

– met 17 km/h

 

243

337

243

 
   

VI

018

   

– met 18 km/h

 

259

361

259

 
   

VI

019

   

– met 19 km/h

 

276

385

276

 
   

VI

020

   

– met 20 km/h

 

293

408

293

 
   

VI

021

   

– met 21 km/h

 

313

433

313

 
   

VI

022

   

– met 22 km/h

 

333

457

333

 
   

VI

023

   

– met 23 km/h

 

353

484

353

 
   

VI

024

   

– met 24 km/h

 

371

510

371

 
   

VI

025

   

– met 25 km/h

 

394

510

394

 
   

VI

026

   

– met 26 km/h

 

415

510

415

 
   

VI

027

   

– met 27 km/h

 

435

510

435

 
   

VI

028

   

– met 28 km/h

 

459

 

459

 
   

VI

029

   

– met 29 km/h

 

481

 

481

 
   

VI

030

   

– met 30 km/h

 

504

     
           

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       
   

VK

004

   

– met 4 km/h

 

49

72

49

 
   

VK

005

   

– met 5 km/h

 

59

87

59

 
   

VK

006

   

– met 6 km/h

 

70

104

70

 
   

VK

007

   

– met 7 km/h

 

81

121

81

 
   

VK

008

   

– met 8 km/h

 

94

138

94

 
   

VK

009

   

– met 9 km/h

 

105

156

105

 
   

VK

010

   

– met 10 km/h

 

118

175

118

 
   

VK

011

   

– met 11 km/h

 

152

214

152

 
   

VK

012

   

– met 12 km/h

 

166

234

166

 
   

VK

013

   

– met 13 km/h

 

179

252

179

 
   

VK

014

   

– met 14 km/h

 

193

274

193

 
   

VK

015

   

– met 15 km/h

 

207

293

207

 
   

VK

016

   

– met 16 km/h

 

226

316

226

 
   

VK

017

   

– met 17 km/h

 

243

337

243

 
   

VK

018

   

– met 18 km/h

 

259

361

259

 
   

VK

019

   

– met 19 km/h

 

276

385

276

 
   

VK

020

   

– met 20 km/h

 

293

408

293

 
   

VK

021

   

– met 21 km/h

 

313

433

313

 
   

VK

022

   

– met 22 km/h

 

333

457

333

 
   

VK

023

   

– met 23 km/h

 

353

484

353

 
   

VK

024

   

– met 24 km/h

 

371

510

371

 
   

VK

025

   

– met 25 km/h

 

394

510

394

 
   

VK

026

   

– met 26 km/h

 

415

510

415

 
   

VK

027

   

– met 27 km/h

 

435

510

435

 
   

VK

028

   

– met 28 km/h

 

459

 

459

 
   

VK

029

   

– met 29 km/h

 

481

 

481

 
   

VK

030

   

– met 30 km/h

 

504

     
           

d. Autosnelwegen

         
           

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2)

       
   

VL

004

   

– met 4 km/h

 

27

36

   
   

VL

005

   

– met 5 km/h

 

33

44

   
   

VL

006

   

– met 6 km/h

 

40

55

   
   

VL

007

   

– met 7 km/h

 

48

66

   
   

VL

008

   

– met 8 km/h

 

55

75

   
   

VL

009

   

– met 9 km/h

 

62

86

   
   

VL

010

   

– met 10 km/h

 

81

113

   
   

VL

011

   

– met 11 km/h

 

113

145

   
   

VL

012

   

– met 12 km/h

 

122

159

   
   

VL

013

   

– met 13 km/h

 

132

172

   
   

VL

014

   

– met 14 km/h

 

144

186

   
   

VL

015

   

– met 15 km/h

 

155

199

   
   

VL

016

   

– met 16 km/h

 

166

214

   
   

VL

017

   

– met 17 km/h

 

180

231

   
   

VL

018

   

– met 18 km/h

 

194

248

   
   

VL

019

   

– met 19 km/h

 

207

265

   
   

VL

020

   

– met 20 km/h

 

223

282

   
   

VL

021

   

– met 21 km/h

 

238

300

   
   

VL

022

   

– met 22 km/h

 

251

317

   
   

VL

023

   

– met 23 km/h

 

267

336

   
   

VL

024

   

– met 24 km/h

 

282

354

   
   

VL

025

   

– met 25 km/h

 

296

377

   
   

VL

026

   

– met 26 km/h

 

313

397

   
   

VL

027

   

– met 27 km/h

 

329

416

   
   

VL

028

   

– met 28 km/h

 

341

439

   
   

VL

029

   

– met 29 km/h

 

360

459

   
   

VL

030

   

– met 30 km/h

 

380

481

   
   

VL

031

a

 

– met 31 km/h

 

398

     
   

VL

032

a

 

– met 32 km/h

 

416

     
   

VL

033

a

 

– met 33 km/h

 

435

     
   

VL

034

a

 

– met 34 km/h

 

456

     
   

VL

035

a

 

– met 35 km/h

 

476

     
   

VL

036

a

 

– met 36 km/h

 

495

     
   

VL

037

a

 

– met 37 km/h

 

510

     
   

VL

038

a

 

– met 38 km/h

 

510

     
   

VL

039

a

 

– met 39 km/h

 

510

     
           

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       
   

VM

004

   

– met 4 km/h

 

27

36

   
   

VM

005

   

– met 5 km/h

 

33

44

   
   

VM

006

   

– met 6 km/h

 

40

55

   
   

VM

007

   

– met 7 km/h

 

48

66

   
   

VM

008

   

– met 8 km/h

 

55

75

   
   

VM

009

   

– met 9 km/h

 

62

86

   
   

VM

010

   

– met 10 km/h

 

81

113

   
   

VM

011

   

– met 11 km/h

 

113

145

   
   

VM

012

   

– met 12 km/h

 

122

159

   
   

VM

013

   

– met 13 km/h

 

132

172

   
   

VM

014

   

– met 14 km/h

 

144

186

   
   

VM

015

   

– met 15 km/h

 

155

199

   
   

VM

016

   

– met 16 km/h

 

166

214

   
   

VM

017

   

– met 17 km/h

 

180

231

   
   

VM

018

   

– met 18 km/h

 

194

248

   
   

VM

019

   

– met 19 km/h

 

207

265

   
   

VM

020

   

– met 20 km/h

 

223

282

   
   

VM

021

   

– met 21 km/h

 

238

300

   
   

VM

022

   

– met 22 km/h

 

251

317

   
   

VM

023

   

– met 23 km/h

 

267

336

   
   

VM

024

   

– met 24 km/h

 

282

354

   
   

VM

025

   

– met 25 km/h

 

296

377

   
   

VM

026

   

– met 26 km/h

 

313

397

   
   

VM

027

   

– met 27 km/h

 

329

416

   
   

VM

028

   

– met 28 km/h

 

341

439

   
   

VM

029

   

– met 29 km/h

 

360

459

   
   

VM

030

   

– met 30 km/h

 

380

481

   
   

VM

031

a

 

– met 31 km/h

 

398

     
   

VM

032

a

 

– met 32 km/h

 

416

     
   

VM

033

a

 

– met 33 km/h

 

435

     
   

VM

034

a

 

– met 34 km/h

 

456

     
   

VM

035

a

 

– met 35 km/h

 

476

     
   

VM

036

a

 

– met 36 km/h

 

495

     
   

VM

037

a

 

– met 37 km/h

 

510

     
   

VM

038

a

 

– met 38 km/h

 

510

     
   

VM

039

a

 

– met 39 km/h

 

510

     
           

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       
   

VN

004

   

– met 4 km/h

 

27

36

   
   

VN

005

   

– met 5 km/h

 

33

44

   
   

VN

006

   

– met 6 km/h

 

40

55

   
   

VN

007

   

– met 7 km/h

 

48

66

   
   

VN

008

   

– met 8 km/h

 

55

75

   
   

VN

009

   

– met 9 km/h

 

62

86

   
   

VN

010

   

– met 10 km/h

 

81

113

   
   

VN

011

   

– met 11 km/h

 

113

145

   
   

VN

012

   

– met 12 km/h

 

122

159

   
   

VN

013

   

– met 13 km/h

 

132

172

   
   

VN

014

   

– met 14 km/h

 

144

186

   
   

VN

015

   

– met 15 km/h

 

155

199

   
   

VN

016

   

– met 16 km/h

 

166

214

   
   

VN

017

   

– met 17 km/h

 

180

231

   
   

VN

018

   

– met 18 km/h

 

194

248

   
   

VN

019

   

– met 19 km/h

 

207

265

   
   

VN

020

   

– met 20 km/h

 

223

282

   
   

VN

021

   

– met 21 km/h

 

238

300

   
   

VN

022

   

– met 22 km/h

 

251

317

   
   

VN

023

   

– met 23 km/h

 

267

336

   
   

VN

024

   

– met 24 km/h

 

282

354

   
   

VN

025

   

– met 25 km/h

 

296

377

   
   

VN

026

   

– met 26 km/h

 

313

397

   
   

VN

027

   

– met 27 km/h

 

329

416

   
   

VN

028

   

– met 28 km/h

 

341

439

   
   

VN

029

   

– met 29 km/h

 

360

459

   
   

VN

030

   

– met 30 km/h

 

380

481

   
   

VN

031

a

 

– met 31 km/h

 

398

     
   

VN

032

a

 

– met 32 km/h

 

416

     
   

VN

033

a

 

– met 33 km/h

 

435

     
   

VN

034

a

 

– met 34 km/h

 

456

     
   

VN

035

a

 

– met 35 km/h

 

476

     
   

VN

036

a

 

– met 36 km/h

 

495

     
   

VN

037

a

 

– met 37 km/h

 

510

     
   

VN

038

a

 

– met 38 km/h

 

510

     
   

VN

039

a

 

– met 39 km/h

 

510

     
           

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       
   

VO

004

   

– met 4 km/h

 

36

56

   
   

VO

005

   

– met 5 km/h

 

44

68

   
   

VO

006

   

– met 6 km/h

 

55

81

   
   

VO

007

   

– met 7 km/h

 

66

96

   
   

VO

008

   

– met 8 km/h

 

74

110

   
   

VO

009

   

– met 9 km/h

 

84

126

   
   

VO

010

   

– met 10 km/h

 

111

165

   
   

VO

011

   

– met 11 km/h

 

144

204

   
   

VO

012

   

– met 12 km/h

 

159

223

   
   

VO

013

   

– met 13 km/h

 

172

240

   
   

VO

014

   

– met 14 km/h

 

187

262

   
   

VO

015

   

– met 15 km/h

 

202

282

   
   

VO

016

   

– met 16 km/h

 

214

302

   
   

VO

017

   

– met 17 km/h

 

231

324

   
   

VO

018

   

– met 18 km/h

 

248

344

   
   

VO

019

   

– met 19 km/h

 

265

368

   
   

VO

020

   

– met 20 km/h

 

282

389

   
   

VO

021

   

– met 21 km/h

 

300

413

   
   

VO

022

   

– met 22 km/h

 

317

435

   
   

VO

023

   

– met 23 km/h

 

336

459

   
   

VO

024

   

– met 24 km/h

 

354

486

   
   

VO

025

   

– met 25 km/h

 

373

511

   
   

VO

026

   

– met 26 km/h

 

395

510

   
   

VO

027

   

– met 27 km/h

 

415

510

   
   

VO

028

   

– met 28 km/h

 

435

     
   

VO

029

   

– met 29 km/h

 

459

     
   

VO

030

   

– met 30 km/h

 

481

     
           

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       
   

VP

004

   

– met 4 km/h

 

36

56

   
   

VP

005

   

– met 5 km/h

 

44

68

   
   

VP

006

   

– met 6 km/h

 

55

81

   
   

VP

007

   

– met 7 km/h

 

66

96

   
   

VP

008

   

– met 8 km/h

 

74

110

   
   

VP

009

   

– met 9 km/h

 

84

126

   
   

VP

010

   

– met 10 km/h

 

111

165

   
   

VP

011

   

– met 11 km/h

 

144

204

   
   

VP

012

   

– met 12 km/h

 

159

223

   
   

VP

013

   

– met 13 km/h

 

172

240

   
   

VP

014

   

– met 14 km/h

 

187

262

   
   

VP

015

   

– met 15 km/h

 

202

282

   
   

VP

016

   

– met 16 km/h

 

214

302

   
   

VP

017

   

– met 17 km/h

 

231

324

   
   

VP

018

   

– met 18 km/h

 

248

344

   
   

VP

019

   

– met 19 km/h

 

265

368

   
   

VP

020

   

– met 20 km/h

 

282

389

   
   

VP

021

   

– met 21 km/h

 

300

413

   
   

VP

022

   

– met 22 km/h

 

317

435

   
   

VP

023

   

– met 23 km/h

 

336

459

   
   

VP

024

   

– met 24 km/h

 

354

486

   
   

VP

025

   

– met 25 km/h

 

373

511

   
   

VP

026

   

– met 26 km/h

 

395

510

   
   

VP

027

   

– met 27 km/h

 

415

510

   
   

VP

028

   

– met 28 km/h

 

435

     
   

VP

029

   

– met 29 km/h

 

459

     
   

VP

030

   

– met 30 km/h

 

481

     
           

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

         
           

overschrijding van de door de Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

       
   

VR

004

   

– met 4 km/h

 

36

     
   

VR

005

   

– met 5 km/h

 

45

     
   

VR

006

   

– met 6 km/h

 

55

     
   

VR

007

   

– met 7 km/h

 

63

     
   

VR

008

   

– met 8 km/h

 

72

     
   

VR

009

   

– met 9 km/h

 

81

     
   

VR

010

   

– met 10 km/h

 

93

     
   

VR

011

   

– met 11 km/h

 

125

     
   

VR

012

   

– met 12 km/h

 

137

     
   

VR

013

   

– met 13 km/h

 

151

     
   

VR

014

   

– met 14 km/h

 

162

     
   

VR

015

   

– met 15 km/h

 

175

     
   

VR

016

   

– met 16 km/h

 

187

     
   

VR

017

   

– met 17 km/h

 

202

     
   

VR

018

   

– met 18 km/h

 

217

     
   

VR

019

   

– met 19 km/h

 

231

     
   

VR

020

   

– met 20 km/h

 

248

     
   

VR

021

   

– met 21 km/h

 

265

     
   

VR

022

   

– met 22 km/h

 

282

     
   

VR

023

   

– met 23 km/h

 

300

     
   

VR

024

   

– met 24 km/h

 

316

     
   

VR

025

   

– met 25 km/h

 

336

     
   

VR

026

   

– met 26 km/h

 

354

     
   

VR

027

   

– met 27 km/h

 

377

     
   

VR

028

   

– met 28 km/h

 

395

     
   

VR

029

   

– met 29 km/h

 

415

     
   

VR

030

   

– met 30 km/h

 

435

     
           

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

               

1

2

3

4

5

6

7

8

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 

Categorie-indeling B:

                 

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 

5 – Voetgangers;

                 

6 – Overige weggebruikers;

                 

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 

8 – Een ieder.

                 
                   

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
                   

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
                   

I. Plaats op de weg

                 
   

R

301

   

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

280

280

           
   

R

303

a

 

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

305

   

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

55

     
   

R

306

   

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

55

     
   

R

307

   

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

55

     
   

R

324

   

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

50

   
   

R

308

   

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

130

75

       
   

R

309

   

als (snor)fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

130

75

       
   

R

312

b

 

als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

130

         
   

R

312

c

 

als bestuurder van een snorfiets niet de rijbaan gebruiken terwijl dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en dit bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft met een onderbord is aangeduid

5 lid 8 RVV 1990

   

130

         
   

R

310

   

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

130

         
   

R

311

   

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

130

         
   

R

311

a

 

als bestuurder van een bromfiets op meer dan twee wielen of een bromfiets met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m, niet de rijbaan gebruiken

6 lid 3 RVV 1990

   

130

         
   

R

313

   

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

75

   
   

R

314

   

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

75

   
           

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               
   

R

315

a

 

– door te rijden over het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets-/bromfietspad of het ruiterpad

 

190

190

         

190

   

R

315

b

 

– door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets-/bromfietspad of het ruiterpad

 

120

120

         

120

   

R

316

   

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

75

   
   

R

317

   

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

75

   
   

R

319

   

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

190

190

           
   

R

323

   

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

130

         
                   

II. Inhalen

                 
   

R

326

   

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
                   

IV. Oprijden van kruispunten

                 
   

R

331

   

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
                   

V. Verlenen van voorrang

                 
   

R

336

   

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

337

   

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

338

   

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

340

a

 

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
                   

VI. Doorsnijden militaire colonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 
   

R

341

   

als weggebruiker een militaire colonne doorsnijden

16 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   
   

R

342

   

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   
                   

VII. Afslaan

                 
   

R

346

   

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

347

a

 

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

347

b

 

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

347

c

 

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

348

   

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
                   

Noot stilstaan en parkeren

                 

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                   

IX. Stilstaan

                 
                   
   

R

395

   

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

190

190

130

75

 

75

   
           

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               
   

R

396

a

 

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

190

190

     

75

   
   

R

396

b

 

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

c

 

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

d

 

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

e

 

– in een tunnel

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

f

 

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

g

 

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

h

 

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

i

 

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

396

j

 

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

120

120

     

45

   
                   

X. Parkeren

                 
           

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               
   

R

397

a

 

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

b

 

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

c

 

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

d

 

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

e

 

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

ea

 

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

f

 

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

g

 

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

h

 

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

i

 

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

397

j

 

– op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

398

   

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

120

120

     

45

   
           

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl

                 
   

R

400

ae

 

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf

25 lid 2 RVV 1990

120

             
   

R

400

af

 

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf, waarop aan de getoonde zijde slechts één kalenderuren aanduidende cijferreeks staat die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen

25 lid 3 RVV 1990

120

             
   

R

400

ab

 

– de toegestane parkeerduur is verstreken

25 lid 4 RVV 1990

120

             
   

R

401

   

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone, anders dan op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of die is voorzien van een blauwe streep

25 lid 1 RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

402

b

 

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

380

380

     

150

   
   

R

402

c

 

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

500

500

     

200

   
   

R

402

d

 

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

380

380

 

150

 

150

   
   

R

403

a

 

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

120

             
   

R

403

b

 

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

120

             
   

R

405

   

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

120

80

45

       
   

R

406

   

zonder ontheffing/vergunning een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

120

120

     

45

   
   

R

406

a

 

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig

Pl.V

120

120

     

45

   
           

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               
   

R

409

a

 

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

120

120

     

45

   
   

R

409

b

 

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

120

120

     

45

   
   

R

409

c

 

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

120

120

     

45

   
   

R

409

d

 

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

120

120

     

45

   
           

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

Pl.V

               
   

R

414

a

 

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

 

120

       

45

   
   

R

414

b

 

– langer is dan 6 m, buiten de vastgestelde tijden, zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

 

120

       

45

   
   

R

414

c

 

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zodanig parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of op andere wijze hinder/overlast wordt aangedaan

 

120

       

45

   
   

R

493

   

zonder ontheffing/vergunning een geparkeerd voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit niet is toegestaan, met het kennelijke doel te koop aanbieden of te verhandelen

Pl.V

240

240

     

240

   
   

R

494

   

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

120

120

     

120

   
   

R

495

   

zonder ontheffing/vergunning een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

120

120

     

120

   
   

R

496

   

zonder ontheffing/vergunning een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

240

240

     

240

   
   

R

592

a

 

als bestuurder van een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

120

120

     

45

   
                   

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

                 
   

R

412

b

 

een brom-/ snorfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

   

80

         
                   

XII. Signalen

                 
   

R

418

   

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

120

120

           
   

R

419

   

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

 

190

                   

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
           

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               
   

R

421

a

 

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       
   

R

421

b

 

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

190

190

130

75

       
   

R

421

c

 

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

190

190

130

75

       
   

R

425

   

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

190

190

130

75

       
           

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               
   

R

426

a

 

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       
   

R

426

b

 

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

190

190

130

75

       
   

R

426

c

 

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

190

190

130

75

       
           

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 
   

R

428

a

 

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

60

60

           
   

R

428

b

 

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

60

60

           
           

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               
   

R

431

d

 

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

           
   

R

431

e

 

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

190

190

           
   

R

431

f

 

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

190

190

           
           

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               
   

R

432

d

 

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

120

120

           
   

R

432

e

 

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

190

190

           
   

R

432

f

 

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

190

190

           
   

R

434

   

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig, anders dan bij mist, sneeuwval of regen die het zicht ernstig belemmert, mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

120

120

80

45

       
   

R

436

   

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

190

190

130

75

       
           

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

                 
   

R

438

i

 

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

45

   
   

R

438

j

 

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

45

       
           

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 
   

R

438

k

 

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

75

       
   

R

438

l

 

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

75

       
   

R

438

m

 

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

75

       
           

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 
   

R

438

n

 

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

80

         
   

R

438

o

 

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

80

         
   

R

438

p

 

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

80

         
           

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               
   

R

445

c

 

– als ruiter

           

45

   
   

R

445

d

 

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

45

   
                   

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
           

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 
   

R

451

c

 

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

190

             
   

R

451

d

 

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

190

   

R

453

   

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

75

                   

XV. Bijzondere lichten

                 
   

R

458

   

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

190

190

           
           

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, manoeuvreerlichten voor zover niet sneller wordt gereden dan 10 km/h, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               
   

R

456

a

 

– bij nacht

 

190

190

           
   

R

456

b

 

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

190

190

           
   

R

459

   

als bestuurder een verlicht transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

 

190

                   

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
                   

a. Autosnelwegen

                 
   

R

461

a

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

     

200

150

200

 

500

           

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               
   

R

465

b

 

– gebruik maken van de berm

 

190

190

           
   

R

465

c

 

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

310

310

           
   

R

466

   

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

310

             
   

R

467

   

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

310

             
                   

b. Autowegen

                 
   

R

468

a

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

     

200

150

200

 

500

           

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               
   

R

472

b

 

– gebruik maken van de berm

 

190

190

           
   

R

472

c

 

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

310

310

           
                   

XVII. Erven

                 
   

R

475

a

 

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden tot en met 10 km/h

45 RVV 1990

     

45

       
   

R

475

b

 

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden met meer dan 10 km/h

45 RVV 1990

     

65

       
   

R

478

   

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

120

120

           
                   

XXI. Loslopend vee

                 
   

R

491

   

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

190

                   

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 
   

R

492

   

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
                   

XXIII. Slepen

                 
   

R

501

   

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

120

120

           
                   

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 
   

R

505

   

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

506

   

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

507

   

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

508

   

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

509

   

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

510

   

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

511

   

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

512

   

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

513

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

514

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

515

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

516

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

517

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

518

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

120

120

80

         
   

R

519

   

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
                   

XXV. Onnodig geluid

                 
   

R

522

   

als bestuurder van een motorvoertuig, als bromfietser of snorfietser onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig

57 RVV 1990

310

310

210

         
                   

XXVI. Gevarendriehoek

                 
   

R

526

   

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

190

           

190

                   

XXVIa. Zitplaatsen

                 
   

R

530

a

 

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

190

190

130

75

     

190

   

R

530

b

 

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

130

75

       
                   

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 
   

R

533

   

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

190

190

         

190

           

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 
   

R

535

f

 

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

280

             
   

R

535

k

 

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

280

             
   

R

535

g

 

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

280

             
   

R

535

h

 

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

280

             
   

R

535

i

 

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

280

             
   

R

535

j

 

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

280

             
   

R

535

m

 

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

280

             
   

R

535

mo

 

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

280

             
   

R

535

e

 

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

310

             
   

R

535

oa

 

de autogordel of de veiligheidsgordel in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

190

           

190

   

R

535

ob

 

het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

280

           

280

   

R

535

s

 

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de (beschikbare) veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of die deel uitmaakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de Minister van IenW aangewezen constructie

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

190

             
                   

XXVIIa. Autobus

                 
   

R

535

p

 

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

190

           

190

           

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 
   

R

535

q

 

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 m vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

190

             
   

R

535

r

 

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 m of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

190

             
                   

XXVIII. Helmen

                 
   

R

536

a

 

als bestuurder of passagier van een bromfiets, snorfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

120

       

120

   

R

536

c

 

als bestuurder of passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

190

190

         

190

   

R

537

   

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets, snorfiets of brommobiel dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

190

190

130

         
                   

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 
   

R

545

   

als bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthouden

61a RVV 1990

430

430

300

170

     

430

                   

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
           

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               
   

R

539

a

 

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

190

             
   

R

539

b

 

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

310

310

210

         
                   

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
                   

II. Verkeersborden

                 
   

R

544

a

 

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden tot en met 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

45

       
   

R

544

b

 

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden met meer dan 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

65

       
   

R

548

   

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

549

a

 

– niet stoppen

62 jo. bord B7 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

549

b

 

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B7 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

549

c

 

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B7 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

550

a

 

als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) een weg gebruiken

62 jo. bord C1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
           

een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               
   

R

551

b

 

– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

190

190

130

75

 

75

   
           

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 
   

R

552

a

 

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

552

b

 

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

553

b

 

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

120

             
   

R

553

d

 

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen een weg gebruiken in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C6 RVV 1990

120

             
   

R

554

a

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's) (alle wegen behalve milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

120

             
   

R

554

c

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

310

             
   

R

554

d

 

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

120

             
   

R

554

e

 

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto's)

62 jo. bord C7b RVV 1990

120

             
   

R

571

g

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

310

             
   

R

571

h

 

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto of bus een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

120

             
   

R

555

   

als bestuurder van landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines)

62 jo. bord C8 RVV 1990

120

             
   

R

556

   

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid, mobiele machine, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

120

 

80

45

 

45

   
   

R

557

   

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

120

120

           
   

R

558

   

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

120

           
   

R

559

   

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

120

120

           
   

R

560

   

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

80

45

       
   

R

560

c

 

als bestuurder van een bromfiets of snorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig, met in werking zijnde motor) waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

80

         
   

R

561

   

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

45

45

       
   

R

562

   

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

80

45

       
   

R

563

   

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

35

     
   

R

564

   

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

190

       

75

   
   

R

565

   

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

190

       

75

   
   

R

566

   

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

190

       

75

   
   

R

554

f

 

Als bestuurder van een vrachtauto of autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) of C7b (geslotenverklaring voor vrachtauto’s en autobussen), waarbij het bord is geplaatst in verband met werkzaamheden

62 jo. bord C7 of C7b RVV 1990

500

             
           

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               
   

R

567

a

 

– tot en met 10%

 

190

       

75

   
   

R

567

b

 

– meer dan 10% tot en met 20%

 

280

       

110

   
   

R

567

c

 

– meer dan 20% tot en met 30%

 

420

       

170

   
           

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa of de som van de aslasten hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               
   

R

568

a

 

– tot en met 10%

 

190

       

75

   
   

R

568

b

 

– meer dan 10% tot en met 20%

 

280

       

110

   
   

R

568

c

 

– meer dan 20% tot en met 30%

 

420

       

170

   
           

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa of de som van de aslasten hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               
   

R

569

a

 

– tot en met 10%

 

190

       

75

   
   

R

569

b

 

– meer dan 10% tot en met 20%

 

280

       

110

   
   

R

569

c

 

– meer dan 20% tot en met 30%

 

420

       

170

   
   

R

572

b

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met

bord C22c (geslotenverklaring voor bedrijfsauto’s en vrachtauto’s vanwege nul-emissiezone)

62 jo. bord C22c RVV 1990

310

             
   

R

572

c

 

als bestuurder van een bedrijfsauto een weg gebruiken in strijd met bord C22c (geslotenverklaring voor bedrijfsauto’s en vrachtauto’s vanwege nul-emissiezone)

62 jo. bord C22c RVV 1990

120

             
   

R

574

   

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

575

   

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

576

   

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

577

   

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

578

   

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

579

   

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

584

   

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

120

120

     

45

 

120

   

R

585

   

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

120

120

     

45

   
   

R

587

b

 

een bromfiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

   

80

         
   

R

593

   

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

310

310

           
   

R

594

   

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

310

             
   

R

595

   

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

596

   

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

598

   

als bestuurder van een landbouw- of bosbouwtrekker, motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine in strijd met bord F11 geen gebruik maken van de voor dat motorvoertuig verplichte passeerbaan of passeerstrook

62 jo. bord F11 RVV 1990

120

             
   

R

599

a

 

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F13 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F13 RVV 1990

120

120

80

45

       
   

R

599

b

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F15 gebruik maken van een uitsluitend voor trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F15 RVV 1990

120

120

80

45

       
   

R

599

c

 

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F17 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen en trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F17 RVV 1990

120

120

80

45

       
   

R

599

d

 

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto of lijnbus, in strijd met bord F19 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto's en lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F19 RVV 1990

120

120

80

45

       
   

R

599

e

 

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto, in strijd met bord F21 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto's bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F21 RVV 1990

120

120

80

45

       
                   

III. Verkeerslichten

                 
   

R

601

   

als bestuurder niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

190

190

           
   

R

602

   

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

310

310

210

120

90

120

   
   

R

603

   

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

210

120

       
   

R

604

   

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

310

310

210

120

90

120

   
   

R

605

   

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

210

120

       
   

R

606

   

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

310

310

210

       

310

   

R

607

   

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

310

   

R

608

   

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

310

310

210

120

90

120

   
   

R

609

   

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

310

310

210

120

90

120

   
   

R

611

   

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus of een autobus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

611

a

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «LIJNBUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub e RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

612

   

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

120

90

     
   

R

613

   

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

120

90

     
   

R

614

   

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

120

120

           
                   

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 
   

R

617

a

 

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

190

190

130

75

 

75

   
   

R

617

b

 

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

617

c

 

als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

618

   

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

618

a

 

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

619

   

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

310

310

210

         
   

R

619

a

 

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62 jo. 78 lid 2 RVV 1990

310

310

210

         
   

R

620

   

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
   

R

621

   

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaientanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

310

310

210

120

 

120

   
   

R

622

   

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS"

62 jo. 81 RVV 1990

190

190

130

75

55

75

   
   

R

622

a

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: «LIJNBUS"

62 jo. 81 RVV 1990

190

190

130

75

55

75

   
                   

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 
   

R

701

   

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

190

   

R

702

   

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

190

   

R

703

   

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

54 jo. 53 BABW

             

120

   

R

704

   

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

120

   

R

705

   

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

120

   

R

706

   

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

120

                   

Nummers K 405 – K 540: Kentekenreglement (Kr)

                 
   

K

405

   

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

190

                   

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 
   

K

420

   

als nieuwe eigenaar/houder niet binnen één week de Dienst Wegverkeer op de voorgeschreven wijze om tenaamstelling verzoeken

26 lid 2, 58b lid 2 en 58l lid 2 Kr

             

460

                   

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 
   

K

485

   

als eigenaar/houder na overlijden van degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze bij de Dienst Wegverkeer een verzoek indienen om het voertuig op zijn naam te registreren

29 lid 1, 58f lid 1 en 58p lid 1 Kr

             

460

                   

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
                   

Kentekencard vanaf 1 januari 2014

                 
   

K

526

   

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister

34 lid 1 Kr

             

120

                   

Kentekenbewijzen afgegeven voor 1 januari 2014

                 
   

K

527

   

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 en 58s lid 1 Kr

             

120

                   

Handelaarskenteken(bewijs)

                 
   

K

535

   

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

460

   

K

540

   

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

460

                   

Nummers A 901 – A 934: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en Besluit bewijs van verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen (BVM)

                 
                   

Gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 
   

A

915

   

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

500

                   

Bromfietsen

                 
   

A

902

   

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

460

           

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

               

02

03

03a

04

05

06

06a

07

07a

08

09

10

11

12

13

14

15

16

17

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

                                       

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

                                       

2 – personenauto's;

                                       

3 – bedrijfsauto's;

                                       

3a – bussen;

                                       

4 – motorfietsen;

                                       

5 – driewielige motorrijtuigen;

                                       

6 – bromfietsen;

                                       

6a – bijzondere bromfietsen;

                                       

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

                                       

7a – mobiele machine;

                                       

8 – land- of bosbouwtrekkers;

                                       

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

                                       

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

                                       

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

                                       

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

                                       

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

                                       

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

                                       

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

                                       

16 – fietsaanhangwagens;

                                       

17 – wagens.

                                       
                                         

Noot Regeling voertuigen (RV):

                                       

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 19 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

                                       

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

                                       

categorie: 15a – motorfiets

                                       

categorie: 15b – bromfiets

                                       

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW-gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

                                       

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

                                       

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd.

                                       

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 858.

                                       

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door land- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

                                       

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

                                       
                                         

Regeling voertuigen

                                       
                                         

0 – Algemeen

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

010

a

 

het niet in overeenstemming is met de gegevens op de kentekencard, het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

310

310

310

310

310

210

   

310

310

     

310

         
   

N

010

b

 

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 RV

310

310

310

310

310

210

210

310

310

310

 

120

 

310

 

310

     
   

N

010

c

 

het niet is voorzien van de juiste kentekenpla(a)t(en) of de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

190

190

190

190

190

130

   

190

190

     

190

         
   

N

010

d

 

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

180

180

180

180

180

120

   

180

180

     

180

         
   

N

010

e

 

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructiepla(a)t(en), waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

120

120

           

120

     

120

         
   

N

010

p

 

de bijzondere bromfiets, geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019, niet is voorzien van een constructieplaat waarop de vereiste gegevens zijn vermeld

5.6a.1 lid 2 RV

           

80

                       
   

N

010

o

 

de bijzondere bromfiets niet is voorzien van een duidelijk zichtbare vermelding met hoeveel massa de bijzondere bromfiets kan worden beladen zonder dat de technisch toegestane maximummassa wordt overschreden

5.6a.7 lid 2 RV

           

80

                       
                                         

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

020

b

 

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                               

190/130

   
   

N

030

a

 

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie breuken en/of scheuren vertoont

5.*.3 RV

310

310

310

 

310

210

210

310

310

310

     

310

310

310

310/210

 

120

   

N

030

b

 

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 RV

310

310

310

 

310

210

210

310

310

310

     

310

310

310

310/210

 

120

           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 RV

                                     
   

N

030

c

 

– breuken en/of scheuren vertoont

       

310

 

210

210

                       
   

N

030

d

 

– is doorgeroest

       

310

 

210

210

                       
   

N

030

e

 

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

310

 

210

210

                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

030

f

 

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 RV

     

310

310

210

210

       

120

120

           
   

N

030

g

 

het frame met voor- en achtervork breuken en/of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

310

210

210

       

120

120

           
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het frame

5.9.3 RV

                                     
   

N

030

h

 

– breuken en/of scheuren vertoont

                     

75

               
   

N

030

i

 

– is doorgeroest

                     

75

               
   

N

030

j

 

– is vervormd

                     

75

               
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

040

a

 

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

190

190

190

 

190

130

 

190

190

190

 

75

 

190

190

190

190/130

 

75

   

N

040

b

 

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

190

190

       

190

190

       

190

190

190

190/130

 

75

   

N

040

c

 

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

190

 

130

                         
   

N

050

   

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                         

190

190

190

     
                                         

2 – Afmetingen en massa's

                                       
                                         

Lengte

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

060

a

 

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers)

5.*.6 RV

190

190

   

190

   

190

190

190

     

190

190

190

     
   

N

060

aa

 

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

190

                               
   

N

060

ac

 

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

190

                               
   

N

060

d

 

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

190

                                 
   

N

061

e

 

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                         

190

         
   

N

061

g

 

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                         

190

         
   

N

061

fa

 

de bijzondere bromfiets langer is dan 3 m

5.6a.6 lid 1 sub a onder 1 en sub b onder 1 RV

           

130

                       
                                         

Breedte

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

060

b

 

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

190

190

190

 

190

               

190

190

       
   

N

060

g

 

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

190

                     

190

       

75

   

N

060

p

 

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                     

75

75

           
   

N

060

r

 

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

                   

75

               
   

N

060

s

 

het breder is dan 1,50 m (cat 9 op meer dan 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

                   

75

             

75

   

N

060

u

 

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

190

190

130

                   

190/130

   
   

N

060

w

 

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft tweewielige bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan twee wielen)

5.*.6 RV

         

130

                   

-/130

75

 
   

N

060

rr

 

de bijzondere bromfiets, op minder dan drie wielen voor individueel vervoer en geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019, breder is dan 0,75 m

5.6a.6 lid 2 RV

           

130

                       
   

N

060

va

 

de bijzondere bromfiets, bedoeld voor individueel vervoer, breder is dan 1,10 m

5.6a.6 lid 1 sub a onder 2 RV

           

130

                       
   

N

060

vv

 

de bijzondere bromfiets, bedoeld voor personenvervoer of goederenvervoer, breder is dan 1,15 m

5.6a.6 lid 1 sub a onder 2 RV

           

130

                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

                                     
   

N

060

ha

 

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

190

         

190

190

190

         

190

     
   

N

060

hb

 

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

280

         

280

280

280

         

280

     
   

N

060

hc

 

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

420

         

420

420

420

         

420

     
                                         

Hoogte

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

060

q

 

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                     

75

75

           
   

N

060

qa

 

de bijzondere bromfiets hoger is dan 2 m

5.6a.6 lid 1 sub a onder 3 en sub b onder 3 RV

           

130

                       
                                         

Massa

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (categorie 5 ingebruikname na 01-02-1999) (cat 6a bijzondere bromfietsen aangewezen voor 02-09-2019 en alleen gebruiken overschrijding massa) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                     
   

N

070

a

 

– meer dan 10 %

 

380

380

380

 

380

 

260

   

380

     

380

         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

                                     
   

N

072

a

 

– 10 tot 15 %

   

360

                                 
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

                                     
   

N

073

a

 

– 5 tot 10 %

   

360

                                 
                                         

3 – Motor

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met

5.6.8 lid 2 en 5.6a.8 lid 1 RV

                                     
   

N

086

a

 

– t/m 10 km/h

           

80

                         
   

N

086

b

 

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

160

                         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met

5.6.8 lid 1 RV

                                     
   

N

083

a

 

– t/m 10 km/h

           

80

                         
   

N

083

b

 

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

160

                         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het voertuig de in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.*.8 lid 1 RV

                                     
   

N

085

a

 

– t/m 10 km/h

             

80

120

120

120

 

45

45

           
   

N

085

b

 

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

120

180

180

180

 

70

70

           
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

090

a

 

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

310

310

310

310

     

310

310

310

     

310

310

310

     
   

N

090

b

 

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

       

310

210

         

120

             
   

N

090

c

 

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

 

120

 

310

310

310

     
   

N

090

d

 

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

 

120

 

310

310

310

     
   

N

090

h

 

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                       

45

           
   

N

100

   

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

310

310

310

310

310

                           
   

N

101

   

de CNG- of LNG-installatie niet voldoet aan de eisen (LNG niet geregeld voor cat 4)

5.*.10a RV

310

310

310

310

310

                           
   

N

102

   

de waterstofinstallatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10b RV

310

310

310

 

310

                           
   

N

110

a

 

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 RV

380

380

380

380

380

260

 

380

380

380

 

150

             
   

N

110

b

 

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 RV

190

190

190

190

190

130

 

190

190

190

 

75

             
   

N

110

e

 

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

             

380

380

380

 

150

             
   

N

111

   

(een) onderde(e)l(en) van het na 31-12-2017 in gebruik genomen voertuig, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, overmatige lekkage van vloeistof, niet zijnde water, verto(o)n(t)(en)

5.*.11a RV

310

310

310

 

310

               

310

         

Meting geluidsniveau

                                       
                                         

Noot

                                       

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                       
                                         

Bromfiets

                                       

Constructiesnelheid maximum toegestane waarde

                                       

max. 25 km/h 90 dB(A)

                                       

> 25 km/h 97 dB(A)

                                       
                                         

Motorfiets

                                       

Cilinderinhoud t/m maximum toegestane waarde

                                       

80 cm3 91 dB(A)

                                       

125 cm3 92 dB(A)

                                       

350 cm3 95 dB(A)

                                       

500 cm3 97 dB(A)

                                       

750 cm3 100 dB(A)

                                       

1000 cm3 103 dB(A)

                                       

>1000 cm3 106 dB(A)

                                       
                                         

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                       

Benzinemotor max. 3500 kg bij 3500 toeren max. 95 dB(A)

                                       

Dieselmotor max. 3500 kg bij 2000 toeren max. 95 dB(A)

                                       

> 3500 kg bij 1500 toeren max. 95 dB(A)

                                       
                                         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                     
   

N

110

n

 

– tot 4 dB(A)

 

380

380

380

380

380

260

                         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 RV

                                     
   

N

110

p

 

– tot 4 dB(A)

 

380

380

380

380

380

260

                         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

120

a

 

– de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

75

           
   

N

120

b

 

– de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

75

           
   

N

120

c

 

– het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                     

45

45

           
   

N

120

d

 

– de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet

5.*.12a RV

190

190

190

190

190

130

130

                       
   

N

130

a

 

– de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

190

190

190

 

190

 

130

190

190

   

75

             
   

N

130

b

 

– de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulkanisatie is losgeraakt

5.*.13 RV

190

190

190

 

190

130

130

190

190

   

75

             
   

N

130

c

 

– de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 RV

     

190

 

130

130

                       
                                         

4 – Krachtoverbrenging

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

150

a

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

120

120

120

                               
   

N

150

e

 

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

120

120

                           
   

N

150

f

 

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

80

                         
   

N

160

a

 

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

             
   

N

170

a

 

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                     

45

             
   

N

170

b

 

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 RV

           

130

         

75

           
                                         

5 – Assen

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

180

   

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 RV

310

310

310

310

310

210

210

310

310

310

 

120

120

310

310

310

310/210

   
   

N

190

   

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

310

310

310

 

310

210

210

       

120

 

310

 

310

     
   

N

200

   

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 RV

190

190

190

 

190

130

130

       

75

75

190

190

       
   

N

210

   

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

120

120

120

120

120

               

120

         
   

N

220

   

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

120

120

120

                               
   

N

230

   

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

120

120

120

                               
   

N

240

a

 

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                       

120

 

310

 

310/210

 

120

   

N

240

b

 

de wielen/de velgen/de wielnaven/de stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 t/m 26 RV

 

310

310

       

310

310

310

                 
   

N

240

c

 

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

     

310

 

210

210

                       
   

N

240

d

 

de wielen/de velgen/de stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

310

     

310

           

120

 

310

 

310

     
                                         

6 – Ophanging

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 RV

                                     
   

N

270

a

 

– 1 band

 

190

190

190

190

190

130

130

                       
   

N

270

b

 

– 2 banden

 

280

280

280

280

280

190

190

                       
   

N

270

c

 

– 3 banden

 

420

420

420

420

420

290

290

                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                     
   

N

270

e

 

– 1 band

 

190

   

190

190

130

130

190

190

190

 

75

75

 

190

190

190/130

   
   

N

270

f

 

– 2 banden

 

280

   

280

280

190

190

280

280

280

 

110

110

 

280

280

280/190

   
   

N

270

g

 

– 3 banden

 

420

   

420

420

290

290

420

420

420

 

170

170

 

420

420

     
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 RV

                                     
   

N

270

i

 

– 1 band

 

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

75

190

190

190

     
   

N

270

j

 

– 2 banden

 

280

280

280

280

280

190

190

280

280

280

 

110

110

280

280

280

     
   

N

270

k

 

– 3 banden

 

420

420

420

420

420

290

290

420

420

420

 

170

170

420

420

420

     
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                     
   

N

270

m

 

– 1 band

   

190

190

                   

190

         
   

N

270

n

 

– 2 banden

   

280

280

                   

280

         
   

N

270

o

 

– 3 banden

   

420

420

                   

420

         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                     
   

N

270

r

 

– 1 band

 

190

190

190

190

190

130

130

   

190

 

75

75

190

190

190

     
   

N

270

s

 

– 2 banden

 

280

280

280

280

280

190

190

   

280

 

110

110

280

280

280

     
   

N

270

t

 

– 3 banden

 

420

420

420

420

420

290

290

   

420

 

170

170

420

420

420

     
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

270

v

 

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

190

190

190

190

190

130

     

190

 

75

75

190

190

 

190/130

   
   

N

270

w

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

190

190

190

 

190

130

         

75

75

190

190

 

190/130

   
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                     
   

N

271

e

 

– 1 band

                           

190

190

190

     
   

N

271

f

 

– 2 banden

                           

280

280

280

     
   

N

271

g

 

– 3 banden

                           

420

420

420

     
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

271

m

 

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                                   

75

   

N

280

   

het veersysteem, indien vereist of aanwezig, de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

75

190

190

190

     
                                         

7 – Stuurinrichting

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

290

   

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 RV

310

310

310

310

310

210

210

310

310

310

120

120

120

           
   

N

291

   

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                         

310

 

310

     
   

N

292

   

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                         

310

 

310

     
                                         

8 – Reminrichting

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

310

a

 

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) dan wel niet aan de eisen voldoet/voldoen

5.*.31 RV

310

310

310

310

310

210

210

310

310

310

 

120

120

310

310

310

     
   

N

320

aa

 

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 en 5.*.31 RV

310

310

310

 

310

210

210

       

120

120

           
   

N

320

a

 

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

120

120

120

                               
   

N

340

   

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

120

120

                               
   

N

350

a

 

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

310

310

                               
   

N

350

b

 

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

120

120

                   

120

         
   

N

350

c

 

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

310

310

                   

310

         
   

N

350

d

 

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

120

120

                   

120

         
   

N

350

e

 

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

310

310

                   

310

         
   

N

360

   

de slag van de drukluchtremcilinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

310

310

           

310

     

310

         
   

N

370

a

 

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

310

310

           

310

                 
   

N

370

b

 

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

310

310

                               
   

N

370

c

 

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

310

310

                               
   

N

380

m

 

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een massa van minder dan 400 kg in gebruik genomen voor 01-04-1990), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of ten gevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

310

310

310

 

310

           

120

 

310

         
   

N

380

n

 

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 RV

         

210

210

310

310

   

120

             
   

N

380

p

 

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

           

130

     

75

 

75

           
   

N

380

r

 

de bijzondere bromfiets, geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019, niet is voorzien van een frictierem

5.6a.38 lid 2 RV

           

130

                       
   

N

380

s

 

de bijzondere bromfiets, geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019, niet op alle assen geremd is

5.6a.38 lid 3 RV

           

130

                       
   

N

380

t

 

de bijzondere bromfiets op meer dan twee wielen niet is voorzien van een vastzetinrichting

5.6a.38 lid 5 RV

           

130

                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                     
   

N

381

a

 

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

310

   

310

310

               

310

         
   

N

381

b

 

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

460

   

460

460

               

460

         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                     
   

N

381

f

 

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

500

500

       

500

500

500

     

500

         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

390

a

 

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

120

120

120

 

120

   

120

120

120

                 
   

N

390

b

 

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

80

       

45

               
   

N

390

e

 

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                         

120

         
   

N

400

c

 

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen en aanhangwagen met een stijve dissel met een toegestane maximummassa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                         

310

         
   

N

400

d

 

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.*.40 RV

                         

190

 

190

     
                                         

9 – Carrosserie

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

410

a

 

de deuren en de laadbakkleppen (cat 3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde en/of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend (categorie 6a indien voorzien van carrosserie en toevoegen personenruimte of goederenruimte)

5.*.41 RV

190

190

190

 

190

130

130

   

190

 

75

             
   

N

410

b

 

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

190

190

   

190

130

         

75

             
   

N

410

c

 

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

190

190

190

 

190

130

         

75

             
   

N

410

d

 

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

190

 

130

                         
   

N

410

e

 

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen of personen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

190

 

130

130

                       
   

N

410

f

 

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

                 

190

                 
   

N

410

g

 

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

                 

190

                 
   

N

410

h

 

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen (categorie 6a indien voorzien van een carrosserie)

5.*.41 RV

           

130

           

190

190

190

190/130

   
   

N

410

j

 

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

190

                               
   

N

410

i

 

de bijzondere bromfiets, bedoeld voor goederenvervoer, is voorzien van een laadruimte die niet voldoet aan de vereisten gesteld in artikel 5.6a.41 lid 5 RV

5.6a.41 lid 5 RV

           

130

                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl de voorruit, de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                       
   

N

420

a

 

– is beschadigd of verkleurd (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.42 RV en 5.6a.41 lid 7 RV

310

310

310

 

310

210

210

310

310

310

 

120

             
   

N

420

b

 

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.42 RV

190

190

190

 

190

130

130

190

190

190

 

75

             
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

420

c

 

de ruiten niet voldoen aan de eisen (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.42 lid 1 RV

           

80

       

45

             
   

N

420

d

 

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.42 lid 3 RV

310

310

310

 

310

210

210

                       
   

N

430

a

 

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006) (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.43 RV en 5.6a.41 lid 7 RV

190

190

190

 

190

130

130

190

190

190

 

75

             
   

N

430

d

 

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006) (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is voorzien van een carrosserie met ramen)

5.*.43 RV en 5.6a.41 lid 7 RV

190

190

190

 

190

130

130

       

75

             
   

N

440

a

 

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit) (categorie 6a indien gesloten carrosserie)

5.*.44 RV en 5.6a.41 lid 7 RV

190

190

190

 

190

 

130

       

75

             
   

N

450

a

 

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (categorie 6a indien voorzien van carrosserie) (vooruitkijkspiegel/camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7500 kg) (cat. 8 rechterspiegel/camerasysteem in gebruik na 31-12-2018)

5.*.45 RV

190

190

190

   

130

130

190

190

190

 

75

             
   

N

450

b

 

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

190

                             
   

N

450

c

 

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

190

                             
   

N

450

d

 

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

190

                           
   

N

450

e

 

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

190

                           
   

N

450

f

 

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

190

                           
   

N

450

g

 

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

190

                             
   

N

460

a

 

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

190

 

130

           

75

           
   

N

460

aa

 

de na 31-12-2014 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21-01-2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

190

190

190

                               
   

N

460

c

 

de zitplaatsen, de rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

190

190

190

 

190

   

190

190

190

 

75

             
   

N

460

d

 

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

190

 

130

                         
   

N

460

g

 

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

                   

75

               
   

N

470

a

 

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s)

5.2.47 RV

190

                                   
   

N

470

b

 

de/een gordel(s) voor de voorzitplaats(en) die aan een portier gren(st)(zen) van de na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen personenauto niet aanwezig is/zijn

5.2.47 RV

190

                                   
   

N

470

c

 

de/een gordel(s) niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig) (categorie 6a indien bedoeld voor personenvervoer)

5.*.47 RV en 5.6a.41 RV

190

190

190

 

190

130

130

190

190

190

 

75

             
   

N

470

d

 

de/een gordel(s) voor de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de T-100 bus of na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bus of bedrijfsauto niet aanwezig is/zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

190

190

                               
   

N

470

g

 

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van het na 31-12-1989 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van het na 16-06-2003 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van (een) gordel(s)

5.5.47 RV

       

190

                           
   

N

470

h

 

de/een naar voren en/of naar achteren gerichte zitplaats(en) van de na 30-09-2002 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of van de na 30-09-2000 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s)

5.3a.47 lid 2 RV

   

190

                               
   

N

470

i

 

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de bromfiets op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet is/zijn voorzien van (een) gordel(s)

5.6.47 lid 1 RV

         

130

                         
   

N

470

j

 

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

190

190

                                 
   

N

470

k

 

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

190

 

190

                               
   

N

470

l

 

de bijzondere bromfiets, bedoeld voor personenvervoer of goederenvervoer, niet is voorzien van een bestuurdersplaats met bescherming die kan voorkomen dat de bestuurder van het voertuig valt

5.6a.41 lid 4 RV

           

130

                       
   

N

480

a

 

het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

310

310

310

310

310

210

210

310

310

310

120

120

120

310

310

310

310/210

 

120

   

N

480

b

 

het voertuig niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

310

310

310

 

310

   

310

310

310

 

120

 

310

310

310

310/210

 

120

   

N

480

c

 

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

310

310

310

310

310

           

120

 

310

310

 

310/210

   
   

N

480

e

 

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

 

75

 

190

190

190

190/130

   
   

N

480

f

 

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 RV

         

130

130

               

190

     
   

N

480

g

 

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

500

500

                   

500

         
   

N

480

h

 

het voertuig aan de voorzijde (een) voorziening(en) heeft die in geval van botsing de kans op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan/kunnen vergroten

5.*.48 RV

310

310

                                 
   

N

490

   

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afstand stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afstand achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

500

500

                   

500

         
   

N

500

   

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                           

120

 

120/80

   
   

N

501

   

de frontbeschermingsinrichting van het na 31-12-2008 in gebruik genomen voertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg niet is goedgekeurd voor het voertuig waarop deze is aangebracht en/of niet voorzien is van het voorgeschreven EG-typegoedkeuringsmerk

5.*.50 RV

310

310

                                 
                                         

10 – Verlichting

                                       

Noot

                                       

1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop-/achterlicht of kentekenplaatverlichting moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                       

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                       

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                       
   

N

514

a

 

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie) (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

120

120

80

80

120

120

120

 

45

 

120

120

120

120/-

   
   

N

514

b

 

– waarschuwingsknipperlichten (cat 2, 3(a) na 31-12-1997; cat 5 na 31-12-1996; cat 10 na 01-01-2005)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

       

120

120

120

 

45

             
   

N

514

c

 

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

       

120

120

                   
   

N

514

d

 

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h) (categorie 6a indien de bijzondere bromfiets is geproduceerd op basis van een aanwijzing die is afgegeven voor 2 mei 2019)

5.*.51 t/m 63 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

   

75

190

190

190

190/-

   
   

N

514

f

 

– rode retroreflectoren

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

120

120

80

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

   

N

514

g

 

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

                   

120

120

       
   

N

514

h

 

– achteruitrijlicht(en) (cat 2, 3(a) in gebruik na 31-12-1997; cat 12 in gebruik na 31-12-2012)

5.*.51 t/m 63 RV

60

60

60

                   

60

         
   

N

514

i

 

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2,10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

                   

120

120

120

     
   

N

514

j

 

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

                   

120

120

       
   

N

514

k

 

– derde remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51 t/m 63 RV

120

                                   
   

N

514

l

 

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51 t/m 63 RV

           

80

     

45

   

120

120

120

     
   

N

514

m

 

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51 t/m 63 RV

120

120

120

   

80

80

120

120

       

120

120

120

120/80

   
   

N

514

o

 

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51 t/m 63 RV

         

80

       

45

               
   

N

514

p

 

– wielreflectie

5.*.51 t/m 63 RV

                   

45

           

45

 
   

N

514

r

 

– lijnmarkering aan de achterzijde bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat breder is dan 2,10 m en langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3500 kg

5.12.51 RV

                         

120

         
   

N

514

s

 

– lijnmarkering aan de zijkant bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3500 kg

5.12.51 RV

                         

120

         
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

515

   

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51 t/m 59 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

75

75

75

190

190

190

190/130

75

75

   

N

517

   

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51 t/m 61 RV

120

120

120

120

120

80

80

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

   

N

518

   

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.55 RV

120

120

 

120

120

                           
   

N

519

   

het voertuig aan de achterzijde niet is voorzien van één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die voorzien is van een goedkeuringsmerk

5.*.51 RV

             

120

120

120

         

120

   

45

   

N

550

   

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

 

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

   

N

551

   

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

 

120

120

120

 

45

 

120

120

120

120/80

   
   

N

552

   

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

120

120

120

120

120

80

 

120

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

   

N

559

   

de mistvoorlichten niet goed zijn afgesteld conform het bepaalde in de artikelen 114a en 114b van de bijlage VIII van de RV

5.*.59b RV

120

120

120

 

120

                           
   

N

560

   

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

120

120

120

120

120

80

 

120

120

120

 

45

             
   

N

620

   

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en)

5.*.62 RV

60

60

60

60

60

   

60

60

60

 

20

             
   

N

640

   

het is voorzien van niet toegestane verblindende/knipperende verlichting

5.*.64 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

   

75

190

190

190

190/130

75

75

   

N

650

   

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 RV

190

190

190

190

190

130

130

190

190

190

75

75

75

190

190

190

190/130

75

75

   

N

651

   

in het voertuig aanwezige lichten of objecten licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig (cat. 3a niet van toepassing op binnenverlichting passagiersruimte bus)

5.*.65 RV

190

190

190

190

190

130

 

190

190

190

                 
                                         

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

660

a

 

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66 t/m 70 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

                 
   

N

660

b

 

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66 t/m 70 RV

                         

310

310

310

     
   

N

660

c

 

de (middenas)aanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 RV

                         

120

120

120

     
   

N

660

d

 

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66 t/m 70 RV

                               

310/210

   
   

N

661

   

de bijzondere bromfiets is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen

5.6a.66 RV

           

130

                       
                                         

12 – Diversen

                                       
           

als bestuurder van een voertuig rijden terwijl

                                       
   

N

710

a

 

– het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

120

120

120

120

120

   

120

120

120

                 
   

N

710

b

 

– het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 RV

         

80

80

       

45

45

           
   

N

710

c

 

– het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

                   

45

               
   

N

711

   

de inrichting van een taxi niet in overeenstemming met het goedkeuringsdocument

5.2.74 RV

310

                                   
                                         

Gebruikseisen voertuigen

                                       
                                         

0 – Algemeen

                                       
                                         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

001

   

een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat. 3 uitsluitend toegestaan voor wegwerkzaamheden of gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

190

190

   

190

                           
   

P

010

a

 

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

310

 

310

310

310

210

                         
   

P

010

b

 

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

310

                               
   

P

010

c

 

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

                     

75

75

           
   

P

010

d

 

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

     

310

                             
   

P

010

da

 

met de bijzondere bromfiets een aanhanger wordt voortbewogen

5.18.1 RV

           

210

                       
   

P

010

e

 

het samenstel van motorvoertuig en aanhangwagen meer dan twee draaipunten heeft

5.18.1 lid 5 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

                 
   

P

010

f

 

met een motorvoertuig, niet zijnde een land- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid een land- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

310

 

310

 

310

                           
   

P

020

a

 

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

                 
   

P

020

b

 

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

                 
   

P

020

c

 

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

                 
   

P

020

da

 

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

310

310

       

310

310

310

                 
   

P

020

e

 

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

310

310

                                 
   

P

020

f

 

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

310

310

         

310

310

310

                 
   

P

020

g

 

een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

310

310

         

310

310

310

                 
   

P

030

   

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

120

120

120

310

310

310

310/210

120

120

   

P

031

   

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt losse voorwerpen, die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

310

310

310

 

310

210

         

120

             
   

P

041

a

 

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

5.18.4 aanhef en onder a RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

 

120

             
   

P

041

b

 

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

190

190

190

190

190

130

 

190

190

190

 

75

             
   

P

041

c

 

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 RV

500

500

500

500

500

350

 

500

500

500

 

200

             
   

P

050

   

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

120

120

             
   

P

051

   

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

310

310

         

310

310

                 
   

P

060

a

 

voertuiggebonden lading, zoals voertuiguitrustingsstukken, voertuiggereedschappen of stuwagemiddelen niet zodanig is bevestigd dat deze niet van het voertuig kan vallen

5.18.6 lid 3 RV

500

500

500

500

500

350

 

500

500

500

200

200

200

500

500

500

500/350

200

200

   

P

061

   

de losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden niet deugdelijk is afgedekt terwijl gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading

5.18.6 lid 2 RV

500

500

500

500

500

350

 

500

500

500

200

200

200

500

500

500

500/350

200

200

   

P

062

   

verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, afneembare bovenbouwen, gestandaardiseerde laadstructuren of meeneemheftrucks niet deugdelijk bevestigd zijn met geschikte vastzetsystemen, zekeringssystemen of stuwagemiddelen

5.18.6 lid 4 RV

 

500

   

500

   

500

500

       

500

500

500

     
   

P

063

   

vastzetsystemen, zekeringssystemen, stuwagemiddelen of onderdelen hiervan niet goed functioneren dan wel niet geschikt zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt

5.18.6 lid 5 RV

260

260

260

260

260

180

 

260

260

260

100

100

100

260

260

260

260/180

100

100

           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij het vervoer van goederen aan de voor- of achterzijde van het voertuig

5.18.7 lid 1 RV

                                     
   

P

070

a

 

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

190

190

190

 

190

                           
   

P

070

b

 

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

190

190

190

 

190

                           
   

P

070

c

 

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

190

190

190

 

190

                           
   

P

070

d

 

– andere of meer goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager specifiek is geconstrueerd

 

190

190

190

 

190

                           
   

P

070

e

 

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

190

190

190

 

190

                           
   

P

070

f

 

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

180

180

180

 

180

                           
   

P

070

g

 

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

120

120

120

 

120

                           
   

P

070

h

 

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

120

120

120

 

120

                           
   

P

070

i

 

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

120

120

120

 

120

                           
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij het vervoer van goederen op het dak

5.18.7 lid 2 RV

                                     
   

P

070

j

 

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

190

190

   

190

                           
   

P

070

k

 

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

190

190

   

190

                           
   

P

070

l

 

– de maximale daklast wordt overschreden

 

190

190

   

190

                           
   

P

070

m

 

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

190

190

   

190

                           
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                     
   

P

071

a

 

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

190

                     

190

190

       
   

P

071

b

 

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

190

                     

190

190

       
   

P

071

c

 

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

190

                     

190

190

       
   

P

071

d

 

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

190

                     

190

190

       
   

P

071

e

 

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

190

                     

190

190

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

080

   

de lading van het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

120

120

120

310

310

310

310/210

120

120

   

P

081

   

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

310

         

310

310

310

                 
   

P

082

   

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten (geldt niet voor delen hoger dan 2m boven wegdek)

5.18.8 lid 2 RV

 

310

         

310

310

310

                 
   

P

083

   

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 4 RV

 

310

         

310

310

310

                 
   

P

090

   

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

310

310

310

310

310

210

 

310

310

310

120

120

120

310

310

310

310/210

120

120

   

P

091

   

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

310

         

310

310

310

                 
   

P

100

a

 

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                           

180

 

180/120

   
   

P

100

b

 

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 4 en lid 5 RV

                           

180

 

180/120

   
   

P

100

c

 

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waarvoor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                         

180

         
   

P

100

d

 

de aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waarvoor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 4 en 5 RV

                         

190

         
                                         

1 – Afmetingen en massa's

                                       

Noot afmetingen

                                       

Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden. De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                       
                                         

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                       
                                         

Noot

                                       

Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- of bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- of bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max. 18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                     
   

P

111

a

 

– t/m 0,25 m

 

380

380

380

 

380

   

380

380

380

                 
   

P

111

f

 

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het uitschuifbare voertuig, waarvan de uitgeschoven delen niet zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, vijfde lid, in onbeladen toestand niet geheel is ingeschoven

5.18.11 lid 11 RV

                         

310

         
                                         

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                       
   

P

120

aa

 

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 en 5.18.21 RV

190

190

   

190

   

190

190

190

     

190

190

       
                                         

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                     
   

P

121

a

 

– t/m 0,25 m

   

380

                     

380

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

121

g

 

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

190

190

   

190

   

190

190

190

     

190

190

190

     
   

P

121

h

 

de lading uitsluitend op de laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

380

         

380

380

380

     

380

 

380

     
   

P

121

n

 

de stootbalk breder is of meer dan 0,20 m smaller is dan a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht of; b. de breedte van de breedste achteras met inbegrip van de wielen

5.18.12 lid 5 RV

 

380

                     

380

         
   

P

121

o

 

de stootbalk en/of de bevestiging daarvan is/zijn zodanig vervormd of zodanig breuken en/of scheuren vertoont, dan wel zodanig door corrosie is aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt

5.18.12 lid 5 RV

 

380

                     

380

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                     
   

P

123

a

 

– t/m 0,25 m

   

380

                     

380

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.12a RV

                                     
   

P

124

a

 

– t/m 0,75 m

   

190

                                 
   

P

124

b

 

– van meer dan 0,75 m

   

280

                                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.12a RV

                                     
   

P

124

c

 

– de/het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

   

310

                                 
   

P

124

d

 

– lading rust op een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk welke niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

   

190

                                 
   

P

124

e

 

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt belemmerd

   

190

                                 
   

P

124

f

 

– het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

190

                                 
   

P

124

g

 

– het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde

   

190

                                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                     
   

P

121

j

 

– t/m 0,75 m

 

190

     

190

   

190

190

190

     

190

190

190

     
   

P

121

k

 

– van meer dan 0,75 m

 

280

     

280

   

280

280

280

     

280

280

280

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                     
   

P

121

l

 

– t/m 0,25 m

   

380

                     

380

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen

5.18.13 lid 2 RV

                                     
   

P

130

f

 

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                           

310

         
   

P

130

g

 

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

190

                                 
   

P

130

h

 

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

190

                                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                     
   

P

130

i

 

– t/m 0,25 m

   

380

                     

380

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                     
   

P

211

a

 

– t/m 0,75 m

               

190

190

190

                 
   

P

211

b

 

– van meer dan 0,75 m

               

310

310

310

                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.21a RV

                                     
   

P

211

c

 

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

               

310

310

310

                 
   

P

211

d

 

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

               

190

190

190

                 
   

P

211

e

 

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers aan de achterzijde door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

               

190

190

190

                 
   

P

211

f

 

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

               

190

190

190

                 
   

P

211

g

 

– de voertuigdelen en/of (het) verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel uitste(ekt)(ken)

               

310

310

310

                 
                                         

Lengte; ondeelbare lading

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                     
   

P

130

n

 

– t/m 0,25 m

   

380

                                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

5.18.13 RV

                                     
   

P

130

c

 

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                           

190

190

       
   

P

130

d

 

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

190

                     

190

190

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding

5.18.13 RV

                                     
   

P

130

ea

 

– t/m 0,25 m

   

380

                                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

                                     
   

P

131

a

 

– t/m 0,25 m

   

380

                     

380

380

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

131

f

 

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                         

190

190

       
   

P

131

i

 

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

190

190

   

190

                           
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                     
   

P

210

e

 

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

               

190

190

190

         

190

     
   

P

210

f

 

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

               

190

190

190

         

190

     
   

P

210

g

 

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

               

190

190

190

         

190

     
                                         

Afstand achteras trekkend voertuig/achterzijde voertuig

                                       
   

P

190

c

 

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                               

190/130

   
                                         

Breedte; lading

                                       

Noot

                                       

De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

140

d

 

de lading of het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 2 RV

 

190

   

190

   

190

190

190

     

190

190

190

     
   

P

140

e

 

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat. 5; cat. 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

190

   

190

190

                           
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                     
   

P

141

a

 

– t/m 0,20 m

 

380

380

380

 

380

   

380

380

380

     

380

380

380

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

260

a

 

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

130

                         
   

P

260

b

 

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat. 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

130

                   

190/-

   
   

P

260

c

 

de bijzondere bromfiets op minder dan drie wielen, bedoeld voor individueel vervoer, met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.26a lid 1 RV

           

130

                       
   

P

260

d

 

de bijzondere bromfiets op meer dan twee wielen, bedoeld voor individueel vervoer, met inbegrip van de lading breder is dan 1,10 m

5.18.26a lid 2 RV

           

130

                       
   

P

260

e

 

de bijzondere bromfiets, bedoeld voor personenvervoer of goederenvervoer, met inbegrip van de lading breder is dan 1,15 m

5.18.26a lid 3 RV

           

130

                       
   

P

270

a

 

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                               

-/130

75

 
   

P

280

a

 

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

                   

75

               
   

P

280

b

 

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

                   

75

               
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het voertuig met inbegrip van de lading

                                       
   

P

300

a

 

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                     

75

75

           
   

P

300

b

 

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                                   

75

   

P

300

c

 

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                                   

110

                                         

Hoogte

                                       
   

P

270

b

 

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                               

190/130

   
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het voertuig met inbegrip van de lading

                                       
   

P

300

d

 

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                     

45

45

           
   

P

300

e

 

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                                   

150

                                         

Massa

                                       

Noot

                                       

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing.

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                     
   

P

171

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

 

190

               

190

         
   

P

171

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

 

280

               

280

         
   

P

171

c

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

 

420

               

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                     
   

P

171

e

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

                               
   

P

171

f

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

                               
   

P

171

g

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

                               
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                     
   

P

171

j

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

         
   

P

171

k

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

         
   

P

171

l

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                     
   

P

171

n

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

         
   

P

171

o

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

         
   

P

171

p

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                     
   

P

171

s

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                             

190

       
   

P

171

t

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                             

280

       
   

P

171

v

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                             

420

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                     
   

P

172

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

                   

190

         
   

P

172

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

                   

280

         
   

P

172

c

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

                   

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 2 RV

                                     
   

P

172

e

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

                   

190

         
   

P

172

f

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

                   

280

         
   

P

172

g

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

                   

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

                                     
   

P

172

j

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

         
   

P

172

k

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

         
   

P

172

l

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

                                     
   

P

172

n

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

                   

190

         
   

P

172

o

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

                   

280

         
   

P

172

p

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

                   

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

                                     
   

P

173

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

190

190

                   

190

         
   

P

173

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

280

280

                   

280

         
   

P

173

c

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

420

420

                   

420

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                     
   

P

173

e

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

 

190

                                   
   

P

173

f

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

 

280

                                   
   

P

173

g

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

 

420

                                   
   

P

174

   

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl meer passagiers worden vervoerd dan op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel op de plaat als bedoeld in art. 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

500

                               
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo'n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                     
   

P

180

e

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

190

       
   

P

180

f

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

280

       
   

P

180

g

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

420

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

181

a

 

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig (in beladen toestand) minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.24 RV

310

310

310

 

310

   

310

310

310

                 
   

P

181

b

 

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

310

                               
   

P

181

c

 

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand (of samenstellen van dolly en oplegger in beladen toestand), minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand (of het samenstel van dolly en oplegger in beladen toestand)

5.18.18 en 5.18.24 RV

                         

310

310

310

     
   

P

181

d

 

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 4 RV

                         

310

         
   

P

190

b

 

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19 en 5.18.27 RV

                               

190/130

   
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                     
   

P

185

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

190

       
   

P

185

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

280

       
   

P

185

c

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

420

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                     
   

P

186

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

190

190

       
   

P

186

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

280

280

       
   

P

186

c

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                           

420

420

       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

                                     
   

P

250

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

               

190

190

190

         

190

     
   

P

250

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

               

280

280

280

         

280

     
   

P

250

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

               

420

420

420

         

420

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3 en 5.18.25a RV

                                     
   

P

251

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

               

190

190

190

                 
   

P

251

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

               

280

280

280

                 
   

P

251

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75%

               

420

420

420

                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

                                     
   

P

252

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                               

190

     
   

P

252

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                               

280

     
   

P

252

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                               

420

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

                                     
   

P

253

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                               

190

     
   

P

253

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                               

280

     
   

P

253

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

                               

420

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1 en 5.18.25d lid 1 en 2 RV

                                     
   

P

254

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

               

190

190

190

         

190

     
   

P

254

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

               

280

280

280

         

280

     
   

P

254

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

               

420

420

420

         

420

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

                                     
   

P

255

aa

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

               

190

190

190

         

190

     
   

P

255

ab

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

               

280

280

280

         

280

     
   

P

255

ac

 

– meer dan 50 % t/m 75 %

               

420

420

420

         

420

     
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                     
   

P

310

a

 

– meer dan 10 % t/m 25 %

                           

310

         
   

P

310

b

 

– meer dan 25 % t/m 50 %

                           

460

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

310

e

 

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                           

190

       
   

P

310

f

 

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg of de aanhangwagen met stijve dissel minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximummassa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                         

190

         
                                         

2 – Ophanging

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

320

   

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

310

310

310

 

310

                           
   

P

321

   

de banden van het motorvoertuig voorzien zijn van sneeuwkettingen die bestaan uit metalen elementen

5.18.32a RV

310

310

310

 

310

                           
                                         

3 – Reminrichting

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

330

a

 

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                           

310

       
   

P

340

a

 

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                         

310

310

310

     
   

P

340

b

 

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekhaak is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                         

120

120

120

     
   

P

340

c

 

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

310

                     

310

         
   

P

340

d

 

het samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger niet alle zijn voorzien van een EBS-remsysteem

5.18.34 lid 4 RV

 

310

                     

310

         
   

P

340

e

 

de dolly van een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger is voorzien van een voertuigstabiliteitssysteem maar beschikt niet tevens over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt

5.18.34 lid 5 RV

 

310

                     

310

         
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                     
   

P

350

a

 

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

310

   

310

310

                           
   

P

350

b

 

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

460

   

460

460

                           
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                     
   

P

350

f

 

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

500

500

                               
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                     
   

P

351

a

 

– 0 t/m 0,5 m/s2

               

310

310

310

                 
   

P

351

b

 

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

               

460

460

460

                 
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

352

   

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

             

190

190

190

                 
   

P

360

   

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

120

120

120

 

120

   

120

120

120

                 
                                         

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

370

   

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

120

120

120

 

120

                           
   

P

380

   

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                         

190

190

190

190/130

75

 
   

P

382

   

de verlichtingsinstallatie van het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

190

190

   

190

               

190

190

190

     
                                         

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

540

   

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 lid 1 RV

                         

310

310

310

310/210

120

 
   

P

541

   

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen geborgd is

5.18.54 lid 1 RV

                         

310

310

310

310/210

120

 
   

P

550

   

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                         

120

120

       
   

P

560

a

 

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                         

190

190

       
   

P

560

c

 

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van opleggertrekker en oplegger of het samenstel van dolly en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

120

                                 
   

P

570

   

de hulpkoppeling niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekinrichting is verbonden

5.18.57 RV

                         

120

120

       
   

P

590

   

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                                 

75

 
                                         

6 – Diversen

                                       
           

als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden terwijl

                                       
   

P

600

   

de drie- of meerwielige bromfiets met carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 lid 1 RV

         

80

                         
   

P

601

   

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                         

310

         
   

P

602

   

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                         

190