Academia.eduAcademia.edu

Een behaaglijk gezicht - De ouderdom van Groene Kavelgrenzen

2021, Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De ouderdom van groene kavelgrenzen Een behaaglijk gezicht S inds jaar en dag pleiten natuurorganisaties ervoor om het pla eland te herstellen door er weer heggen en hagen te planten. Dat geldt ook voor rijen struiken en bomen op aarden wallen. Het pleidooi voor zo'n 'behaaglijk' boerenland kreeg onlangs een stimulans door de coronadrukte met wandelaars en etsers. Bovendien bestaat er een plan om dit groen een rol te geven in de voorgenomen uitbreiding van de bossen. Dat valt te lezen in een advies van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincies. Bij de uitwerking van dat plan zijn Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken. Al dat extra bos is goed voor het klimaat. Bomen kun je als een aaneensluitend bos planten, maar je kunt ze ook combineren met lineaire heggen, hagen, houtwallen en houtsingels in het buitengebied. Bij dergelijke plannen staat meestal het landschap uit 1850 op het netvlies. Kaarten uit die tijd laten vaak kleinschalige gebieden zien, waarin akkers en weilanden door heggen, hagen en begroeide wallen begrensd zijn. Van dat soort groene kavelgrenzen nemen veel mensen aan dat die van oudsher deel van het cultuurlandschap uitmaken. Dat ze de oorspronkelijke identiteit daarvan sterk bepalen bovendien. Maar is dat eigenlijk wel zo? Welk bewijs is daarvoor? En als ze inderdaad al lang geleden voorkwamen, zijn ze er dan sinds die tijd altijd geweest?

TIJDSCHRIFT VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED 3 2021 28 De oud ouderdom derdom m van vann groene groenne kavelgrenzen Een behaaglijk gezicht S inds jaar en dag pleiten natuurorganisaties ervoor om het platteland te herstellen door er weer heggen en hagen te planten. Dat geldt ook voor rijen struiken en bomen op aarden wallen. Het pleidooi voor zo’n ‘behaaglijk’ boerenland kreeg onlangs een stimulans door de coronadrukte met wandelaars en fietsers. Bovendien bestaat er een plan om dit groen een rol te geven in de voorgenomen uitbreiding van de bossen. Dat valt te lezen in een advies van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de provincies. Bij de uitwerking van dat plan zijn Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken. Al dat extra bos is goed voor het klimaat. Bomen kun je als een aaneensluitend bos planten, maar je kunt ze ook combineren met lineaire heggen, hagen, houtwallen en houtsingels in het buitengebied. Bij dergelijke plannen staat meestal het landschap uit 1850 op het netvlies. Kaarten uit die tijd laten vaak kleinschalige gebieden zien, waarin akkers en weilanden door heggen, hagen en begroeide wallen begrensd zijn. Van dat soort groene kavelgrenzen nemen veel mensen aan dat die van oudsher deel van het cultuurlandschap uitmaken. Dat ze de oorspronkelijke identiteit daarvan sterk bepalen bovendien. Maar is dat eigenlijk wel zo? Welk bewijs is daarvoor? En als ze inderdaad al lang geleden voorkwamen, zijn ze er dan sinds die tijd altijd geweest? Enorm Groene kavelgrenzen bepalen sterk de schaal van het landschap. Maar constant was die zeker niet. De historisch geograaf Hans Renes heeft aangetoond dat deze schaal in korte tijd enorm kon veranderen. Op diverse plaatsen in West-Europa veranderden open streken vanaf de late middeleeuwen onder invloed van economische krachten in besloten terreinen met heggen, en omgekeerd. Maar wat weten we eigenlijk van het verdere verleden? Daarvoor zijn we grotendeels op archeologische gegevens aangewezen. In 2012 publiceerde de Rijksdienst op veler verzoek Tot hier en niet verder: Historische wallen in het Nederlandse landschap. Daarin wordt ook het archeologische bewijsmateriaal op een rij gezet. Dat leidde tot enkele interessante conclusies. Vastgesteld is dat FOTO RCE, HENK BAAS FOTO RCE, HENK BAAS Nieuwe heggen in het Gerendal in Limburg 29 Weilanden en akkers, met daartussen heggen en hagen, en wallen met struiken en bomen. Dat vinden veel mensen een prettig gezicht. En het FOTO STAATSBOSBEHEER, MARCO VAN DE BURGWAL ziet eruit alsof het altijd al zo geweest is. Maar hoe lang staan die groene grenzen eigenlijk op het platteland? Archeologisch onderzoek geeft het antwoord. BERT GROENEWOUDT & HENK BAAS Hier wordt een houtwal aangevuld, een rij struiken en bomen op een aarden wal er in onze streken al vanaf 1100 voor onze jaartelling door wallen onderverdeeld boerenland bestond. Dat waren zogenoemde raatakkers. In de Romeinse tijd raakten ze buiten gebruik. Resten van de lage walletjes rond de akkers zijn in natuurgebieden bewaard gebleven, niet in het hedendaagse boerenland. Veertiende eeuw Aanvankelijk werd vee in het bos geweid en daarna in het open veld. In de tijd dat er nog geen prikkeldraad was, dienden heggen vaak als veekering, om het vee uit aangrenzende stukken land weg te houden. Maar afgebakende weilanden gaan niet ver in de tijd terug. Groene kavelgrenzen verschenen pas in de veertiende eeuw, in Zuid-Nederland. In het noorden zijn de oudste zestiendeeeuws. Op grote schaal komen ze voor het eerst in de negentiende eeuw voor. Veel zijn er toen ontstaan bij de verdeling van gemeenschappelijk gebruikte terreinen. Maar lang niet heel Nederland werd kleinschalig. In de tijd dat er nog geen prikkeldraad was, dienden heggen vaak als veekering Later onderzoek heeft extra gegevens opgeleverd. Vooral langs de Maas zijn er meerdere plekken uitgebreid archeologisch onderzocht. Met die nieuwe informatie kan er specifiek naar de oorsprong van het fraaie Maasheggenlandschap worden gekeken. UNESCO, de culturele tak van de Verenigde Naties, gaf dat in 2018 de status van zogeheten biosfeergebied. Vanwege een vermelding door Julius Caesar nemen sommigen aan dat dit heggenlandschap tot de Romeinse tijd teruggaat, of misschien nog wel ouder is. De Maasheggen liggen in het uiterste oosten van Noord-Brabant, langs de Maas bij Vierlingsbeek, Boxmeer en Oeffelt. Sporen Een houtsingel bij de buurtschap Holterbroek in Overijssel, een rij bomen die direct op het maaiveld staat Beslist niet elke wal of heg die er ooit was, heeft sporen in de bodem nagelaten. Bij houtwallen is dat vaak wel het geval. Die werden namelijk opgeworpen met grond uit greppels die de boeren erlangs groeven, aan een of beide kanten. Met name in Zuid-Nederland zijn daar sporen van gevonden. Die bestaan uit grondverkleuringen die twee parallelle greppels of sloten hebben achtergelaten, een paar meter uit elkaar. » TIJDSCHRIFT VAN DE RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED 3 2021 30 » In natte gebieden kunnen de greppels voor ontwatering hebben gediend. Maar ze kunnen, net als de wal, ook zijn bedoeld om te voorkomen dat het vee de heg of het houtgewas op de wal beschadigde. Of ze voorkwamen dat de wortels daarvan tot in de aangrenzende akkers en weilanden doorgroeiden. Voor zover nu bekend zijn deze dubbele greppels nergens ouder dan de veertiende eeuw. Opvallend is dat de Maasheggen die er nu nog staan niet door greppels of sloten begrensd worden. Late middeleeuwen Gekapt Hoe past dit nu in het grotere plaatje? Er stonden op verschillende plaatsen heggen langs de grote rivieren, maar lang niet overal. Net als elders was het lage land langs de Maas oorspronkelijk dicht met bos begroeid. Met de toename van de bevolking langs de rivieren is dat al lang geleden gekapt. Daardoor was het Nederlandse rivierenlandschap al in de middeleeuwen behoorlijk open. Door de aanleg van rivierdijken tussen de elfde en veertiende eeuw ontstonden uiterwaarden. Die overstroomden periodiek, maar ondanks dat gebruikten de boeren ze intensief als weidegrond en hier en daar ook als akkerland. Vooral vanaf de zestiende eeuw werden daar in wilgenbossen bovendien wilgentenen geteeld, om allerlei vlechtwerk mee te maken. FOTO RCE, HENK BAAS Desondanks zijn er langs de Maas wel degelijk archeologische sporen van groene kavelgrenzen gevonden, zoals bij het Limburgse dorp Lomm. Die blijken op zijn vroegst uit de late middeleeuwen te dateren. Op dezelfde plek was al in de prehistorie gewoond en geakkerd, maar dat stopte in de loop van de Romeinse tijd. Daarna groeide het open landschap weer grotendeels met bos dicht. Dat is uit botanisch onderzoek gebleken. Nieuwe ontginningen kwamen hier vanaf de zesde eeuw geleidelijk op gang, maar op de plek van het onderzoek stond minstens nog tot de dertiende eeuw bos. Dat blijkt uit archeologisch bewijs voor het maken van houtskool. Zoiets heeft zich ook bij Well afgespeeld, eveneens een dorp aan de Maas in Limburg. Grootschalige houtskoolproductie tussen de vijfde en de dertiende eeuw is hier aangetoond. Dat vond in bos plaats dat in een zone was teruggekeerd die daarvoor langdurig door boeren was gebruikt, en daardoor verregaand ontbost was geraakt. Dubbele greppels langs later weggehaalde houtwallen of heggen dateren hier deels uit de veertiende eeuw. Sporen van greppels langs houtwallen ontbreken in een onderzoeksgebied bij Boxmeer. Ook verder zuidelijk, bij Borgharen en Itteren, zijn geen overblijfselen van groene kavelgrenzen gevonden. Een oude heg bij de Limburgse buurtschap Honthem Dat laat zien hoe veranderlijk het landschap altijd geweest is, ook in Nederland FOTO RCE, BERT GROENEWOUDT Heggen om weilanden in de omgeving van de buurtschap Gietelo in Gelderland Uit die tijd stammen de oudste kaarten waarop groene kavelgrenzen te zien zijn. Misschien stonden deze heggen er al een paar eeuwen eerder, meteen al na de aanleg van de dijken. De Maasheggen staan niet in de uiterwaarden, maar iets verder, op het zogenaamde laagterras achter de dijken. Waarschijnlijk heeft de aanplant van heggen hier te maken met de verdeling van weidegronden langs de rivier. Dat zal op zijn vroegst in de veertiende eeuw zijn gebeurd. Bij Andel, Giessen en Rijswijk in Brabant blijkt een uiterwaard een eeuw later in een heleboel ‘waardjes’ onderverdeeld te zijn. Precies het moment Alleen in het noordelijke deel van het Maasdal zijn tot dusver archeologische sporen van heggen gevonden. Dat is precies het gebied van de hedendaagse Maasheggen. De sporen zijn niet ouder dan de veertiende eeuw en dat is precies het moment waarop ook elders in het zuiden groene kavelgrenzen verschenen. Maar wat zegt dat? Immers, de hedendaagse Maasheggen worden juist niet door greppels gekenmerkt. Andere heggen kunnen er dus wel degelijk eerder zijn geweest. Ze zijn alleen niet met archeologisch onderzoek aan te tonen. Toch is dat niet waarschijnlijk, en al helemaal niet dat ze rechtstreeks teruggaan tot in de Romeinse tijd of zelfs daarvoor. Want er is dan wel gebleken dat het lage land langs de Maas al in het verre verleden tot boerenland omgevormd is, maar ook dat dit gebied vervolgens weer grotendeels met bos dichtgroeide. Tot zeker de dertiende eeuw was het nog behoorlijk bosrijk. Dus als er langs de Maas voor de middeleeuwen al sprake van een kleinschalig heggenlandschap was, dan is dat verdwenen en later weer teruggekeerd. Dat laat maar weer eens zien hoe veranderlijk het landschap altijd geweest is, ook in Nederland. Vorm volgt functie, vroeger en nu. Dus groeit het belang van de functies natuur, biodiversiteit en recreatie, dan is het logisch dat dat tot streken leidt die daar ook wat vorm betreft in voorzien. Dat kunnen kleinschalige gebieden zijn, met heggen en hagen, nieuwe, op plekken waar ze nodig zijn, soms andere locaties dan eerdere. Nieuwe ‘behaaglijke’ gebieden. Bert Groenewoudt, specialist landschapsarcheologie, en Henk Baas, hoofd Landschap, beiden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zijn bij de uitbreiding van de bossen betrokken, b.groenewoudt@cultureelerfgoed.nl & h.baas@cultureelerfgoed.nl.