De Rechtgeleide Kaliefen
De Rechtgeleide Kaliefen
De Rechtgeleide Kaliefen
1 Voorwoord De profeet Moehammad (vrede zij met hem) heeft eens gezegd: "Mijn metgezellen zijn als sterren. Het maakt niet uit wie je van hen volgt, je zal altijd goed geleid worden".Wanneer iemand naar een ster kijkt en daardoor zijn weg kan vinden, dan is het niet zo dat die ster met hem praat. Toch, door alleen maar naar die ster te kijken, ontdekt de zoeker uit talloze dwaalwegen de weg die hem zijn doel doet bereiken. Nadat het licht van de profeet gedoofd was, werden er achtereenvolgens vier nieuwe kaarsen aangestoken, te weten Aboe Bakr, Oemar, Oesman en Ali. Zij hebben zich op een zodanig inspirerende wijze van hun taak gekweten, dat men hen terecht 'de rechtgeleide kaliefen' noemt. Het woord 'kalief' heeft de betekenis van plaatsvervanger of opvolger. Volgens de islam is een kalief die persoon die de aan hem gedelegeerde autoriteit bezit om op de naleving van de islamitische wetten toe te zien. Tevens bezit hij in een islamitische staat alle uitvoerende macht. Hij moet ervoor zorgen dat de islamitische wetten in het leven van alledag, zowel ten aanzien van het partikulier als het maatschappelijk belang, toegepast worden. Voor zover het de aan hem toevertrouwde verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van de islamitische wetten betreft, is hij de kalief van de profeet, die op zijn beurt de kalief van Allah op deze aarde is. In de Qoeraan wordt op enige plaatsen (1) ingegaan op het instituut van het kalifaat. Over de rechtgeleide kaliefen zijn vele (2) uitspraken van de profeet aangetekend. Zo heeft Tirmidzie deze overlevering in zijn verzameling opgenomen: "Het kalifaat zal dertig jaar na het profeetschap nog bestaan. Daarna zal het in een koningschap veranderen". In een andere overlevering (3) heeft de profeet onder meer dit gezegd: "In mijn gemeenschap is Aboe Bakr de meest barmhartige, Oemar is het meest nauwgezet ten aanzien van de zaken van Allah, Oesmaan is de meest bescheiden persoon, Ali is de grootste geleerde ten aanzien van wettelijke aangelegenheden...". De kwaliteiten van de rechtgeleide kaliefen zijn hierin door de profeet in dezelfde volgorde genoemd als waarin zij kalief zijn geworden. In de komende vier hoofdstukken zal van elk van hen een korte levensbeschrijving worden gegeven. Het aksent zal vooral op het spirituele vlak komen te liggen, terwijl slechts zeer terloops ingegaan zal worden op politieke, sociale of historische dimensies. Met de dood van Ali wordt een 'gouden tijdperk' van de islam afgesloten. Van zijn hand verschijnen daarom in een tweetal hoofdstukken daarna, respektievelijk zijn testament op geestelijk gebied en een advies op maatschappelijk terrein, welke een waardige afsluiting van een voor de islam zo belangrijke periode vormen. In het nawoord wordt duidelijk gemaakt wat er daarna gebeurde. Het leek mij zinvol om hierbij weer een persoonsbeschrijving centraal te stellen, namelijk die van Oemar Bin Abd Al - Aziez. Dit, omdat hij kalief werd in een tijd van verval en aan het kalifaat een zodanige glans wist te geven, dat het leek of de dagen van de rechtgeleide kaliefen weer teruggekeerd waren.
Welke erfenis hebben de rechtgeleide kaliefen ons nagelaten? In hun leringen en in hun leven stond centraal het in praktijk brengen van de leringen uit de Qoeraan en het zich vasthouden aan de raadgevingen van de profeet. Een en ander zal nu kort besproken worden. Zo gaf de profeet op de dag dat hij als overwinnaar Mekka binnentrok en zijn verslagen vijanden zich afvroegen welke wraakakties op hun hoofden zouden terecht komen, het volgende advies: "O, mensen! Wenst elkaar vrede toe, vraagt om Allahs zegen voor elkaar, geeft elkaar voedsel, bezoekt jullie familieleden, bidt in de stilte van de nacht als iedereen slaapt, bereikt de verlossing en het paradijs". De metgezellen van de boodschapper van Allah hielden zich ook deze woorden van de profeet voor ogen: (5)"Mijdt je familie niet, wendt elkaar de rug niet toe, en - o, jullie goede dienaren van Allah - weest elkaars broeder zoals Allah jullie heeft opgedragen". Als je in de voetsporen wil treden van de leiders van de vroegste islamitische samenleving dien je je de volgende spirituele waarden eigen te maken: (6) "Wees eerlijk, trouw en betrouwbaar. Wees edelmoedig. Werk aan een goed karakter. Wees met weinig tevreden. Hou je vrienden niet voor de gek en leef in harmonie met hen. Luister niet naar roddelpraat. Probeer goed te doen. Wees een goede buurman. Je woorden moeten goed zijn en hou je aan je woord. Behandel je gezin en ieder die van je afhankelijk is goed. Dit geldt ook voor je ondergeschikten. Onderwijs de jongeren en leer hen zich goed te gedragen. Toon respekt voor ouderen en voor je meerderen. Koester geen wrokgevoelens en probeer geen manieren te vinden om wraak te nemen. Bedrieg of manipuleer je medemens niet. Kritiseer hen niet en spreek niet in negatieve zin over anderen. Heb lief omwille van Allah en toon vijandschap omwille van Allah. Geef vrijelijk uit je bezittingen en help anderen vanuit de positie die aan jou gegeven is. Reken nooit op waardering of lof. Geef wanneer men je verzoekt te tonen dat je bezittingen of een zekere positie hebt verworven. Bedien je gasten persoonlijk. Wees dienstbaar en geef met liefde en zonder enige bijgedachten. Geef je vrienden datgene wat je zelf ook eet en respekteer hen altijd. Als je broeder in nood verkeert, steun hem dan met je geld en je leven. Reageer vriendelijk op de fouten van anderen. Ga op bezoek bij degenen die jou niet bezoeken. Wees nederig en vermijd arrogantie, egoisme en een gevoel van overschatting van je eigen positie. Voor je moeder en je vader moet je steeds goed zijn. Bezoek je familie. Kijk niet naar de fouten van een ander, hou hun misdragingen verborgen en geef hen alleen advies als niemand daarvan getuige is. Bid voor de zondaars en wees vergevensgezind ten aanzien van hun fouten. Ken de slechte neigingen en de negatieve krachten die in je eigen ego te vinden zijn. Toon begrip voor anderen en zorg ervoor dat je een goed, vriendelijk en barmhartig mens bent. Steun de armen, maar vergeet niet dat de rijken ook mensen zijn. Ten opzichte van geleerden is bescheidenheid het beste. Herken wat al dan niet waar is uit al datgene wat je hoort en volg de waarheid. Bescherm je tong tegen leugens en laster, bescherm je oren tegen slechte woorden en bescherm je ogen tegen het zien van dat, wat volgens de islam verboden is. Wees oprecht en zuiver in je handelingen. Richt je op het goede in en de schoonheid van de schepping. Maak je los van datgene wat slecht is en verbind je met alles wat goed is. Wend je af van wereldse aangelegenheden en koncentreer je op Allah. Vergeet je behoeften. Zet het verlangen opzij om geprezen te worden met betrekking tot je wereldse prestaties. Als je in gezelschap bent van de armen, dan is dat een reden om je vereerd te voelen. Je moet
de rijken niet omwille van hun vele bezittingen respekteren: het in de nabijheid van Allah verkeren, is de echte rijkdom. Wees dankbaar voor datgene wat je hebt gekregen. Spreek de waarheid zonder voor iemand bang te zijn. Laat zien dat je dankbaar bent voor datgene wat je vreugde veschaft en wees geduldig als je moeilijkheden op je levenspad tegenkomt, die je niet kunt vermijden. Wanneer je in gezelschap verkeert, ga dan op een plaats zitten die lager is dan jouw positie. Besteed geen aandacht aan je eigen rechten, terwijl je de rechten van anderen volledig moet honoreren. Train je ego. Ook wanneer je alleen bent, moet je je houden aan de regels van de islam. Vraag je vrienden om raad, zeker bij belangrijke zaken. Vertrouw op Allah als je het moeilijk hebt. Wees niet ambitieus. Toon respekt voor vrome mensen en wees vriendelijk voor zondaren. Bezorg anderen geen last. Wat je naar buiten toont, moet in overeenstemming zijn met je innerlijk. Wees een vriend van de vriend van je vriend en een vijand van de vijand van je vriend. Het maakt niet uit hoe ver weg je vriend is, 'wees' bij hem". Aan Abd Al- Qaadir van Djielaan (1098-1187) werd eens gevraagd hoe men een heilige kan beschrijven. "Wel", zei hij, "niemand is een heilige voordat hij de volgende twaalf eigenschappen bezit: Net als Allah moet de heilige de fouten van anderen verborgen houden en moet hij een toonbeeld van barmhartigheid zijn. Hij moet twee eigenschappen van de profeet Moehammad (vrede zij met hem) bezitten, namelijk vriendelijkheid en menslievendheid. Verder dient hij net als Aboe Bakr, de eerste kalief, de waarheid te zoeken en de waarheid te spreken. De tweede kalief, Oemar, riep de mensen op om de weg van het goede te bewandelen en het slechte pad te mijden. De derde kalief, Oesman, gaf voedsel aan de armen en had de gewoonte om de nachten wakend door te brengen. Ali, de vierde kalief, stond zowel bekend om zijn kennis als om zijn dapperheid. Zie daar de twee laatste eigenschappen van een heilige". Noten (1) Diverse verzen uit de Qoeraan beschrijven het instituut 'kalifaat' in algemene en in specifieke zin: dit laatste betreft het kalifaat zoals dat in dit boek beschreven is. In The Pious Caliphs, uitgegeven door de Diwan Press, geeft M.A. Khan op pp. 5-6 enige relevante voorbeelden, zoals Qoeraan 24:55 (2) Ibid. pp. 6-12; M.A. Khan verwijst naar een boek van Sjah Walieyoellah, die daarin maar liefst 370 overleveringen ten aanzien van de rechtgeleide kaliefen weergeeft. (3) Volgens Tirmidzie. (4) Uit de Kitaab Al-Foetoewah van de befaamde As-Soelamie; Engelse vertaling door Tosun Bayrak; uitgave East-West Publications; p. 108. (5) Ibid. p. 108. (6) Ibid. pp. 108-110.