Mij is gebleken dat er nog steeds mensen zijn die hier met meer of minder regelmaat terugkeren. Die mensen wil ik natuurlijk niet teleurstellen, dus het blog blijft voorlopig gewoon staan.
Enno Nuy
zondag, november 27, 2016
woensdag, oktober 12, 2016
Einde van een blog?
Mijn broer is nu alweer meer dan vier jaar geleden overleden. Er vindt niet veel verkeer meer plaats op dit blog. Dat zou een reden kunnen zijn om het blog te beëindigen. Maar misschien vinden sommigen dat geen prettig idee. Ik wacht een tijdje af of er reacties komen op dit bericht. Afhankelijk daarvan laat ik het blog staan of juist niet.
Overigens wordt dit blog in de komende weken integraal opgenomen op de website www.ennonuy.com. Daar zijn per jaargang pdf's te downloaden.
Enno Nuy
vrijdag, november 02, 2012
Allerzielen 2012
Lieve Marius
Allerzielen,
Een dag om even bij je stil te staan, zoals
we dat nog zo vaak doen.
Een plek waar plaats is voor ieder van ons, omdat
jij ons een plek in jouw hart gaf.
-nog steeds ben je dichtbij-
nog steeds ben je niet alleen
rust in vrede
.
maandag, mei 07, 2012
vrijdag, maart 02, 2012
Naar het land van herkomst
3-3-2012 Aanvulling:
Afscheid van Marius onderaan dit weblogbericht.
De dichter schreef zichzelf een klein leven
maar nu is hij gestorven. ‘Alles is opgelost nu.’
De man vond zich niet van goud, maar neemt ‘veel
goud met zich mee’, zei hij, ‘al die aandacht,
al die schoonheid en oogwisselingen’. Zielsgehecht
aan het leven dat zich soms zo tegen hem keerde, ‘maar
zo is het mensenleven’.
De dichter weet niet op welk uur hij is gegaan noch
wat de oorzaak is geweest, maar het zal wel dat vogelhoofd
zijn geweest dat hem de das om heeft gedaan. Hij peilde
de vrees voor zijn onvermijdelijke vertrek, evengoed de vreugd
over de tijd dat hij er was en nog zou mogen zijn.
[© MN. Hij schreef deze gedachte als een laatste voetnoot in de zomer van 2007, in ‘Een wending naar het einde’. ‘Naar het land van herkomst’ is de titel van het boek van de misschien wel vergeten, maar om zijn honderden brieven vermaarde Nederlandse schrijver E. du Perron. Hij wilde beslist deze foto, gemaakt in Weimar, kijkend over Buchenwald.]
Dr. Marius Nuy, geboren 4 februari 1949 - overleden 2 Maart 2012
We namen afscheid van Marius op woensdag 7 maart om 14,00 uur in de Van Baerzaal, van algemene begraafplaats Slangenburg, Nutselaer 4 te Doetinchem
zaterdag, februari 11, 2012
Het is gegroeid te denken dat ik naast liefde een last ben
Dagboek
In alle vroegte werd ik vanmorgen uit mijn ontbijt geplukt voor een beenmergpunctie in de bekkenkam. Marnix, de sympathieke zaalarts, zei dat ik ‘in elk geval straks naar huis mag.’ Enkele lange uren later: “Er zijn zeker twee haarden geconstateerd in het bekken, of het Kahler is durft dr. De V. nog niet te zeggen, eveneens een zeer sympathiek arts, een oude rot in het vak. Hij wil alles nog eens grondig nagaan. Volgende week dinsdag zal die precieze uitslag er wel zijn en spreek je met dr. A, ook over de medicatie, niet om te genezen maar om te onderdrukken, misschien Prednison. Met het huidige pijnsyndroom weten we ons eerlijk gezegd niet goed raad.” Nogal omfloerst. De rossig behaarde arts wenste me veel sterkte, en ‘steek dadelijk maar lekker een sigaretje op.’ Ik denk mijn broer te vragen die dinsdag mee te gaan want Marieke is dan nog in het verpleeghuis.
Ongeneeslijke kanker, moest ik dáár zeven jaar op wachten? Ik ben gearriveerd in een nieuwe fase. Komt er nog meer pijn bij?
Toen ik thuiskwam, zag ik drukke ijspret op het meer en dacht meteen aan een boekomslag van Buddingh’, Een mooie tijd om later te worden.
Even deed ik onnodig kribbig, van pijn, grote vermoeidheid, van niets meer weten. We hebben elkaar getroost en gevoeld dat we verder gaan, samen op weg – naar het korte einde. Marieke, die flink vooruitgaat, heeft me veel verteld over D’n Ooiman, over ‘de zee van zorg’ bij personeel, familie en vrijwilligers en over het uitgestrekte lijden van zoveel mensen zo perspectiefloos bijeen. Schrijnend. Ik schreef eens een artikel, ‘Oases en woestijnen’. “Ik ben blij dat ik dit mag meemaken”, zei ze, huilend en oprecht dankbaar. En dat tegenover de hufterigheid van een zogenaamde metropool (iemand die denkt het wel gemaakt te hebben en zich álles kan veroorloven) die op de laatste dag van Marieke’s ziekenhuisverblijf met zijn vrouw zijn schoonmoeder van 86 kwam ophalen omdat haar heupoperatie onverhoeds niet doorging. Ze had zich er helemaal op ingesteld, was al naar de OK ter voorbereiding, toen de chirurg haar zei: “Het spijt me echt voor u mevrouw, maar u heeft een veel te hoge bloeddruk, een operatie is te riskant.” Het oude dametje was helemaal overstuur. En de schoonzoon: “Ging het niet door?! Zeker te veel gefeest gisteravond.” Staan zulke mensen ooit ergens bij stil?
Wat heb ik slecht geslapen. Wat een verschil tussen het ziekenhuismatras en het mijne. A disaster.
Een paar telefoontjes gedaan, wat post doorgenomen en veel zitten staren.
’s Avonds tussen half zeven en kwart over acht is Marieke hier, maar ik zie en voel haar lijden drommels goed en dat is verschrikkelijk. Volgende week woensdag komt ze weer thuis. Ik voel me ellendig en heb doorlopend veel pijn, maar ik wil mijn leven zo min mogelijk in het teken van dit drama.
Wij allebei in onze cabrio met stalen wielen schurend en ketsend langszij elkaar omhelzen, wat een komisch ongemak.
Vandaag, morgen, elke dageraad die ik beleven mag.
In de tweede helft van de middag was Hanita hier. Ze troostte me en maakte mijn eten warm.
De diëtiste van het ziekenhuis belde en vroeg toestemming de huisarts te vragen of een diëtiste hier in de buurt mij kan bezoeken, “want wat u eet, is toch wel krap hoor.” Ja, dat is goed. Er moet vlees op de botten.
Ik kreeg een heel bijzonder boekje in een serie die ik niet kende, ‘Dwarsligger’. Je leest dus van bovenaan pagina 10 naar onderen, naar de laatste regel van pagina 11. De tweede bijzonderheid is het formaat: 12 cm breed, iets meer dan 8 cm hoog en 1,4 cm dik, niettemin toch bijna 600 bladzijden: op missaalpapier. Werkelijk uniek. Anderhalf ons boek, zo in je binnenzak of broekzak. Een miniatuur? Ja, maar je zit niet te turen op de letters. Het is (nu) een roman van Jonathan Safran Foer, ‘Alles is verlicht’, geroemd door de NRC: ‘Magistraal. Een boek waarvan je zou willen dat iedereen het zou lezen.’ (Even kijken? Zie www.dwarsligger.nl). Goedkoop en gratis verzending.
Andere fraaie geschenken uit harten van vriendschap:
· Jan Mankes’ buitenbeeld door Rob Møhlmann
· Van God los, gedichten over geloof en ongeloof, samengesteld door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem
· Half in de zee, gedichten en beelden van Joke van Leeuwen
· David Grossman, De omhelzing, met illustraties van Michal Rovner
· Bieke Vandekerckhove, De smaak van stilte. Hoe ik bij mezelf ben gaan wonen
· CD van het Praagse Trio Martinú, Piano van Haydn en Schubert, gepromoot door Dille & Kamille in samenwerking met de stichting ‘Haren & Snaren’. Prachtige uitvoeringen
Dinsdag, 7 februari 2012
O wat
een gemodder vanmiddag om, staande op de rand van de wereld, mezelf aan te
kleden en alle spullen weer in de tas te krijgen. Van ‘staande’ was nauwelijks
sprake, van hulp evenmin terwijl er wel een verpleger op de kamer was en mij
zag ploeteren, die van de hoed en de rand wist maar er gewoon geen oog voor had.
En het was zó, zó verschrikkelijk warm op die kamer dat ik, innerlijk door van
alles samengevouwen, bang was nog voor mijn vertrek flauw te vallen. Na veel
vijven en zessen kwam ik rond de klok van vier thuis.In alle vroegte werd ik vanmorgen uit mijn ontbijt geplukt voor een beenmergpunctie in de bekkenkam. Marnix, de sympathieke zaalarts, zei dat ik ‘in elk geval straks naar huis mag.’ Enkele lange uren later: “Er zijn zeker twee haarden geconstateerd in het bekken, of het Kahler is durft dr. De V. nog niet te zeggen, eveneens een zeer sympathiek arts, een oude rot in het vak. Hij wil alles nog eens grondig nagaan. Volgende week dinsdag zal die precieze uitslag er wel zijn en spreek je met dr. A, ook over de medicatie, niet om te genezen maar om te onderdrukken, misschien Prednison. Met het huidige pijnsyndroom weten we ons eerlijk gezegd niet goed raad.” Nogal omfloerst. De rossig behaarde arts wenste me veel sterkte, en ‘steek dadelijk maar lekker een sigaretje op.’ Ik denk mijn broer te vragen die dinsdag mee te gaan want Marieke is dan nog in het verpleeghuis.
Ongeneeslijke kanker, moest ik dáár zeven jaar op wachten? Ik ben gearriveerd in een nieuwe fase. Komt er nog meer pijn bij?
Toen ik thuiskwam, zag ik drukke ijspret op het meer en dacht meteen aan een boekomslag van Buddingh’, Een mooie tijd om later te worden.
Even deed ik onnodig kribbig, van pijn, grote vermoeidheid, van niets meer weten. We hebben elkaar getroost en gevoeld dat we verder gaan, samen op weg – naar het korte einde. Marieke, die flink vooruitgaat, heeft me veel verteld over D’n Ooiman, over ‘de zee van zorg’ bij personeel, familie en vrijwilligers en over het uitgestrekte lijden van zoveel mensen zo perspectiefloos bijeen. Schrijnend. Ik schreef eens een artikel, ‘Oases en woestijnen’. “Ik ben blij dat ik dit mag meemaken”, zei ze, huilend en oprecht dankbaar. En dat tegenover de hufterigheid van een zogenaamde metropool (iemand die denkt het wel gemaakt te hebben en zich álles kan veroorloven) die op de laatste dag van Marieke’s ziekenhuisverblijf met zijn vrouw zijn schoonmoeder van 86 kwam ophalen omdat haar heupoperatie onverhoeds niet doorging. Ze had zich er helemaal op ingesteld, was al naar de OK ter voorbereiding, toen de chirurg haar zei: “Het spijt me echt voor u mevrouw, maar u heeft een veel te hoge bloeddruk, een operatie is te riskant.” Het oude dametje was helemaal overstuur. En de schoonzoon: “Ging het niet door?! Zeker te veel gefeest gisteravond.” Staan zulke mensen ooit ergens bij stil?
Woensdag, 8 februari
De zon
scheen hier in één enkele straal naar binnen, alsof die voor een tel speciaal
voor mij was bedoeld, met een handgeschreven regel: ‘Ga uit van het goede, het
slechte komt vanzelf.’Wat heb ik slecht geslapen. Wat een verschil tussen het ziekenhuismatras en het mijne. A disaster.
Een paar telefoontjes gedaan, wat post doorgenomen en veel zitten staren.
’s Avonds tussen half zeven en kwart over acht is Marieke hier, maar ik zie en voel haar lijden drommels goed en dat is verschrikkelijk. Volgende week woensdag komt ze weer thuis. Ik voel me ellendig en heb doorlopend veel pijn, maar ik wil mijn leven zo min mogelijk in het teken van dit drama.
Wij allebei in onze cabrio met stalen wielen schurend en ketsend langszij elkaar omhelzen, wat een komisch ongemak.
Regels voor mijn muze I
Ik ben
de oeroude kleine zee
Die naar
de oceaan van jouw armen zwemtVandaag, morgen, elke dageraad die ik beleven mag.
Donderdag, 9 februari
Een
lange grijze dag. Alle tijd is pijntijd.In de tweede helft van de middag was Hanita hier. Ze troostte me en maakte mijn eten warm.
De diëtiste van het ziekenhuis belde en vroeg toestemming de huisarts te vragen of een diëtiste hier in de buurt mij kan bezoeken, “want wat u eet, is toch wel krap hoor.” Ja, dat is goed. Er moet vlees op de botten.
Ik kreeg een heel bijzonder boekje in een serie die ik niet kende, ‘Dwarsligger’. Je leest dus van bovenaan pagina 10 naar onderen, naar de laatste regel van pagina 11. De tweede bijzonderheid is het formaat: 12 cm breed, iets meer dan 8 cm hoog en 1,4 cm dik, niettemin toch bijna 600 bladzijden: op missaalpapier. Werkelijk uniek. Anderhalf ons boek, zo in je binnenzak of broekzak. Een miniatuur? Ja, maar je zit niet te turen op de letters. Het is (nu) een roman van Jonathan Safran Foer, ‘Alles is verlicht’, geroemd door de NRC: ‘Magistraal. Een boek waarvan je zou willen dat iedereen het zou lezen.’ (Even kijken? Zie www.dwarsligger.nl). Goedkoop en gratis verzending.
Andere fraaie geschenken uit harten van vriendschap:
· Jan Mankes’ buitenbeeld door Rob Møhlmann
· Van God los, gedichten over geloof en ongeloof, samengesteld door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem
· Half in de zee, gedichten en beelden van Joke van Leeuwen
· David Grossman, De omhelzing, met illustraties van Michal Rovner
· Bieke Vandekerckhove, De smaak van stilte. Hoe ik bij mezelf ben gaan wonen
· CD van het Praagse Trio Martinú, Piano van Haydn en Schubert, gepromoot door Dille & Kamille in samenwerking met de stichting ‘Haren & Snaren’. Prachtige uitvoeringen
Vrijdag, 10 februari
Gekleed
in het rood verscheen de zon. Goed geslapen. Sinds acht uur vanmorgen zijn er
al veel kinderen op het ijs. Gertruida gaat achter het bed aan, voetverwarmende
slobbersokken, huidcrėme en contact met huisarts en diëtiste. In de zorg is het
gewoonte dat ik ieder bij de voornaam noem, maar naar cliënt of patiënt is het
steeds ‘meneer …’, dat stoort me zeer, vooral bij Buurtzorg die toch dagelijks
hier komt. Ik begrijp die ‘norm’ wel, maar het is toch onnodig en het strookt
niet met de intentionele betrokkenheid. Benieuwd wat ze ermee doen.
Regels voor mijn muze II
Het
schamel restje tijd van leven
Zoveel
wensen heb ik niet anders dan een goede tijd
Die
achteloos al mijn oevers breekt.
Er is
hoop zegt al nachtenlang de volle maan
Voor
mijn blanke kamerbrede ruit,
Hoop op
zoveel maanstonden later.
Rieky
hoopt er twee uurtjes hh bij te krijgen. Ik moet nog contact opnemen met de
pedicure. In een smsje lees ik dat Marieke met haar arts heeft gesproken en nu
maandagmiddag al naar huis mag. Dat is fantastisch, als het maar niet te vroeg
is, - gaat er wat mis met haar heup dan zijn we verder van huis. Niet mijn,
maar haar omstandigheden moeten bepalend zijn.
Regels voor mijn muze III
Poetry in my heart
Op de
ochtend van mijn verlangen
Kom je
eindelijk thuis.
Ik loop
door al
je wandelgangen,
Ze zijn
bekleed met jarenlang zoeken
dat zag ik wel, al bij de Wilde Pieter.
Ik moet
nog heel erg wennen aan dat nieuws (over mij), - als de pijn maar milder wordt.
Of ga ik dan vervolgens naar méér verlangen? Wat kent een mens zich slecht. Ik
zet het Praagse trio nog een keer aan en ga naar bed. Zet een van jullie ‘m
straks uit? (Over 62 minuten.)
[©
MN, ‘Les jours de l’âme’. Foto van mij van een morgenstond.]
donderdag, februari 02, 2012
Toekomst is verder leven met het beste uit je hart
Dagboek
Leef ik met de rug naar de wereld? Ik dacht het niet, maar mijn wereld verandert wel.
hij was de teerste van de twee, wonend
in een huid, verkreukeld als een velletje
papier dat hij levenslang bij de hand hield.
maar liever verschanst hij zich niet want het voelt,
zo vertelde hij, als een thuiskomst en aan nachtboeken
waar trouwens geen letter in staat, heeft hij genoeg.
alles wat daar opborrelt, nog vóór het is gestold,
te veranderen in woorden, maar wie,
wie wil het weten, kan het niet beter onderhuids blijven?
schrijft hij toch ook maar enkele regels,
dat heet wel openhartigheid, maar
is daarom nog niet een open boek.
I cann’t miss you, not for one day/ I have just a short time to live/ I need you all the time/ my love, don’t go away so long, not for a second time.
Vreselijk, wat een overval – dat heb je met indringers. Ik doe in elk geval niet mee aan chemo. Dat vertraagt alleen maar en de kwaliteit van leven wordt allengs minder.
De nacht bracht nieuwe ideeën, maar alles lijkt uitgewist, of bevroren door de vorst. Nu moet ik lunchen, mijn tas inpakken en dan komt Nol van taxi Trip mij halen. Ik ga eerst naar d’n Ooijman en een uurtje later naar het ziekenhuis om Marieke af te lossen.
Zaterdag, 28 januari
De hele middag op bed gelegen, maar wat me hindert is voor
niets geweken. In het ziekenhuis moet je lange gangen door, het is er warm en
druk. Het is echt een noodmilieu. Ik ben uitgeput. Die regel over de toekomst
is een samenvoeging van twee regels die ik in het ziekenhuis las, niet
ondertekend, maar de toekomst is zo verward en onzeker dat ik het er niet over
ga hebben. Echt een thema om alle zwartgalligheid in te dumpen. Het gaat niet
goed met me. Het is niet de eenzaamheid die me bedrukt, het is mijn lichaam,
het enige toevluchtsoord dat ieder ‘ik’ gegeven is. Leef ik met de rug naar de wereld? Ik dacht het niet, maar mijn wereld verandert wel.
Zondag, 29 januari
Na buurtzorg weer naar bed, geslapen tot half twaalf, en na
de lunch opnieuw, tot bijna vier uur. Ik voelde me gebroken door pijn en angst.
Geen energie om ook maar iets te doen. Hier doorheen gevlochten mis ik Marieke
– en wat voor ons het normale leven is, ligt nog weken verder, vreselijk. Ik
zocht een kaart, maar vond een oud briefje met aantekeningen voor een gedicht.
Ik zie aan de eerste regel dat het dateert van 2008 toen ik voor het laatst een
paar weken bij Erna logeerde. Het was prachtig weer, maar ze had al vaak
buikpijn en moest herhaaldelijk naar de uroloog. In die weken schreef ik ook
het gedicht voor als ik gestorven zal zijn, dat ligt nu bij Marieke.
“De dichter, de
indringer. Soms zwijgt hij liever”
De dichter logeert bij haar met wie hij
moeizaam tegelijkertijd ter wereld kwam,hij was de teerste van de twee, wonend
in een huid, verkreukeld als een velletje
papier dat hij levenslang bij de hand hield.
Het eiland heeft hij achter zich gelaten, hoewel
hij hetzelfde leven hier zou kunnen voortzettenmaar liever verschanst hij zich niet want het voelt,
zo vertelde hij, als een thuiskomst en aan nachtboeken
waar trouwens geen letter in staat, heeft hij genoeg.
Hij stelt zich bloot aan de duisternis
van zijn ziel en kent nu eenmaal de drijfveeralles wat daar opborrelt, nog vóór het is gestold,
te veranderen in woorden, maar wie,
wie wil het weten, kan het niet beter onderhuids blijven?
Er blijft genoeg onbekend of verzwegen
en van al dat in onze ziel wordt geschapenschrijft hij toch ook maar enkele regels,
dat heet wel openhartigheid, maar
is daarom nog niet een open boek.
Het gaat elke dag zichtbaar beter met Marieke, gelukkig,
heerlijk om te zien. Ze kan zelfs al een klein stukje lopen achter het looprek.
Aan het eind van de week haalt ze die lange gang. Een nieuwe heup stelt voor
een orthopeed niets voor, dat doet hij misschien wel vijfhonderd keer per jaar,
maar wanneer je atlas is opgelost, zegt hij (sic): “Het ziet er hopeloos voor u
uit.” Ofschoon ik geregeld en soms hevig
last heb van de niet irreële, maar emotionele en ondoorgrondelijke gedachte dat
ik niet lang meer te leven zal hebben,
vertrouw ik er toch op dat het (onverhoeds) heel anders zal zijn en ik de
kracht houd om mijn leven voort te zetten en met Marieke onze plannen mag realiseren. De werkelijkheid ziet
er nog steeds niet rooskleurig uit. We hebben het verrukkelijk samen. Niet dat we
steeds honderduit praten, maar de wederzijdse
ervaring dat er iemand naar je uitziet aan wie je kunt vertellen en bij wie je
stil kunt zijn en wat ik als echt thuiskomen beschouw, lijkt mij een wezenlijke
behoefte – hoezeer je je er ook door allerlei omstandigheden in je levensloop
van hebt kunnen losmaken.
O my darling, my dearest bride/ use your fingers as a knife/
take my heart and soul, it belongs to
you your whole life/ ‘cause you are
always merry and bright. I cann’t miss you, not for one day/ I have just a short time to live/ I need you all the time/ my love, don’t go away so long, not for a second time.
Donderdag, 2 februari
2012
Ziehier mijn tafel: een grote chaos, want twee uur geleden
kwam er een telefoontje uit het ziekenhuis dat ik vanmiddag moet worden
opgenomen. Marieke gaat vanmorgen naar de revalidatie van het verpleeghuis d’n
Ooijman. Voor mij observatie en vervroegd verder onderzoek, röntgen en CT-Scan
(Slingeland zkh, Postbus 169, 7000 AD Doetinchem).Vreselijk, wat een overval – dat heb je met indringers. Ik doe in elk geval niet mee aan chemo. Dat vertraagt alleen maar en de kwaliteit van leven wordt allengs minder.
De nacht bracht nieuwe ideeën, maar alles lijkt uitgewist, of bevroren door de vorst. Nu moet ik lunchen, mijn tas inpakken en dan komt Nol van taxi Trip mij halen. Ik ga eerst naar d’n Ooijman en een uurtje later naar het ziekenhuis om Marieke af te lossen.
[© MN, ‘Les jours de l’âme’. Photo: “I
cann’t believe it by Iveta Novotná”.]
zaterdag, januari 28, 2012
In chaos of orde, liefde kan overal wonen
Dagboek
Gelukkig, ik zag weer de vertrouwde zonsopkomst, dankzij Marieke want zij, haar stem, wekte mij om acht uur. Verblindend licht in de nieuwe, windstille dage raad. Hoe verloren ik me vaak ’s avonds ook voel, ik ben nog altijd blij weer wakker te worden. Ik fluister het haar toe, mijn linkerhand even op de tast naar haar vers geurend en warme lichaam, naar de vrouw die mij leven en toekomst geeft. In de omhelzing die volgt, hoef ik ook maar een ogenblik te onstuimig te zijn, en alles is weer terug alvorens het bed uit te zijn en wetend dat het korte gulle moment van hartstocht maar fantasie was. Liefde heet verlangen, en bij haar baad ik in een ziel van levensliefde en tederheid. “Verlangen”, zei Rilke, “is wonen in de golven en geen verblijfplaats hebben in de tijd." Vaak denk ik, waar je (in boeken) ter wereld ook komt, het is overal hetzelfde. De tegenstellingen, het snobisme, de ambitie, de onwetendheid, de roekeloosheid, de liefde, de berekening, het onvervuld blijven, de afgunst, de schoonheid (als je hart er voor openstaat).
Kort nadat Leny me had gedoucht en voor het overige had gezorgd, ben ik even naar boven gegaan, maar Marieke was kennelijk nog wat boodschappen aan het doen, dus onverrichter zaken weer naar 107. Het was er ook een pre-operatieve chaos, het zou erop lijken dat ik de hele boel overhoop had gehaald. Ik zie er tegenop, dat Mariek vanaf vrijdag eerst een week naar het ziekenhuis is en daarna een week naar de revalidatie bij een verpleeghuis. Maar het is nu eenmaal onontkoombaar en de hoogste tijd dat haar heup wordt vervangen. Hopelijk gaat het daarna ook beter met die hielspoor. Over een week moet ik zelf naar de oncoloog. Een drukke taxitijd.
Geen idee hoelang maar ik zat weer een hele poos met de ogen dicht. Toen ik ze opende, zat ik ongemerkt halverwege de keuken. Mijn leven drijft van de wal. Ik ben maar echt gaan slapen, en zo verdwijnt een dinsdagmiddag uit je agenda.
Woensdag, 25 januari
Ouder worden is een onoverwinnelijk iets in je leven, precies zoals de vraag naar het ‘hoe’ niet of moeilijk is te beantwoorden. We hebben eigenlijk alleen twee typisch menselijke wensen: we hopen oud te worden of nog lang te mogen leven en ten aanzien van het ‘hoe’ hebben we denk ik een schoonheidswens. Niet in een pijnlijk aftakelend lichaam, niet in verlatenheid en niet meer weten hoe alles reilt en zeilt. Maar hoe ouder je wordt, des te meer word je geconfronteerd, en geraakt, met een enorme variatie aan lijden en machteloosheid en onstilbaar verdriet.
We lezen over de tragedies van de woedende moord of het geketend zijn aan geweld, over de talrijke fatale ongelukken of ongevallen die als het ware stagneren in ernstige invaliditeit. We ‘weten dat ons moeder ongeneeslijk ziek is maar ondanks de toenemende pijn nog helder van geest is’ en dat een nicht chronisch ziek is, onophoudelijk gekweld door fysieke pijnen en ongemakken, zich desondanks kranig houdt maar door anderen ook vaak gemeden omdat veel anderen daar niet tegen kunnen of ‘het wel gehad hebben’, iets dat weer een heel ander lijden veroorzaakt en dat niet wordt gekend. Ware het te doen, dan zou er een meer dan vuistdikke catalogus zijn te maken over het lijden van mensen, maar waartoe zou het kunnen dienen en kennen we de variatie al niet? Van veel wordt nooit gehoord, of van weggevlucht.
‘Hoe’ word ik oud? Het van dichtbij zien en voelen wat de menselijke slijtage met de ander en met jezelf doet, plaatst de vraag aan het einde van het leven. In veel vroegere levensstadia wordt de vraag wellicht anders gesteld: ‘hoe’ kan ik gezond leven?, dat zet je indirect op het spoor van hoe je ouder hoopt te worden, namelijk door je bewust te zijn van je keuzes en verantwoordelijkheden en daarin trouw te zijn, zo standvastig mogelijk. Zou dat niet een soort van ‘maximaal’ antwoord kunnen zijn?
Aan het einde nabij zijn, is intens verdrietig, enerverend en tegelijk vaak weldadig. Elk gefluister is van belang, elk gebaar van ‘er zijn’ verzachtend. Troost en tederheid zijn als een deken in de nacht, het is als het geluk van de sterren te voelen dat je niet alleen bent, dat gezien wordt wat misschien nodig is en begrepen welk woord nog over de lip rolt. Het kan een langdurig, ontredderd vechten zijn, maar, als de pijn te hevig is geworden, ook een lange, stille slaaptocht met diepe zuchten uit de verten van het leven. “Het ergste is dat je niets kunt doen”, wordt vaak gezegd, maar met werkelijke nabijheid en compassie doe je alles.
‘Hoe’ word ik oud? De vraag biedt me een ander gezichtspunt op de morfinepleisters die ik in het allereerste begin vele weken ongebruikt liet liggen, eerder schreef ik al waarom. Maar in mijn innerlijke tijd lees ik nu dat afwijzing een soort van domme ijdelheid is, alsof die morfine een pil van Drion zou zijn. Misschien is het wel de best denkbare pijnbestrijding, deze transparante postzegel, en kan het mijn dagelijks leven veraangenamen. ‘Ik wil ouder worden dan ik ben. Pak dan wat nodig is om niet harder te slijten’, zo dacht ik toen. Hoe vaker je rond de akkers van je geest dwaalt, hoe meer sporen je ontdekt die je eerder niet zag. En toch, hoe anders is alles gegaan, geworden.
'Werkelijk, er is niets kunstzinniger dan liefde voor de mensen', schreef Vincent van Gogh eens en dat ‘motto’ stond ook op een postzegel in 1990 onder zijn portret. Het komt enigszins overeen met het mijne, ‘Iedereen is beminnenswaardig, laten we dat vooral blijven zien en leven’. De dichter, de zachtmoedige, de romanticus, de man die allergisch is voor elke vorm van geweld en daarom waakzaam wil zijn over de tederheid. Afgaande op mijn levensloop zie ik er bij mezelf geen grootse resultaten van, toch ruil ik mezelf (mijn aard) voor niets en niemand in, niet uit zelfgenoegzaamheid, maar ik geloof nog altijd in de inzet voor het goede en zoveel mogelijk voor het behoud ervan. Ik ken de strijd in mezelf: ik vind dit leven zó niet meer fijn en ik ben zo gelukkig met Marieke, zo trots op haar wijsheid, haar levenshouding, hoe ze met mij een leven leeft dat ikzelf bijna niet meer kan leven. Van voet tot schedel, de pijnen verstoppen zich niet.
Donderdag, 26 januari
Gisteren was er zo’n prachtige verwelkoming door de zon, de hele ochtend trouwens, maar vandaag bleven de wolken dicht opeen. Geen straaltje zon, alleen maar grijs, intens grijs.
Gisteren schreef ik nog tegen de wind in, maar vandaag glijd ik zo van de toetsen af zoals me dat vroeger wel eens overkwam met mijn voeten op beijzelde trappers. De pijn is niet te harden, de krankjorume koploper is niet te verslaan. “Dit is een technisch hoogstandje en dat is de prijs die u moet betalen. Heb ik u al verscheidene keren gezegd.”
Vrijdag, 27 januari
Een stralend begin van de dag. Marieke ‘gaat op reis en komt over een paar weken een beetje vernieuwd weer terug’. Ik zal haar dikwijls bezoeken, vaste klant bij taxi Trip want voor de scootmobiel is het ’s avonds te koud. Vanmiddag na de operatie word ik gebeld. Het is alsof ik voor mezelf niets meer kan en durf, totdat ik bij de oncoloog ben geweest; zijn bevindingen bepalen grotendeels de vervolg-route.
Lieveling, al wat we hebben meegemaakt, tekent ons hart en smeedt ons verder aaneen, zelfs als je eenzaam en vluchtig onze boodschappen doet, ben je in me aanwezig, jij als jezelf, jij met mij aan wie je elk ogenblik zegt te denken. Ik ben een man met wie je alles mag delen, die er naar verlangt juist die eenheid van verdriet en vreugde en verrukking te ontvangen en te schenken, een man die je liefde ervaart tot het diepst in zijn ziel en hoewel alles in ons leven tijdelijk is, zal dit de liefde zijn die blijvend in mij leeft en ademt, die mij ontroert en terugbrengt naar de eenvoud van het leven.
Ik kan nooit vergeten wat je me in het alledaagse leven allemaal schenkt, liefde, het gevoel van me te houden zoals ik ben. Blijft staan, dat het zalig is die vier woordjes ook te zeggen en te horen, ze slijten niet als je er naar leeft Mariek, en als je er naar leeft, is het ook geen opgave en tegelijkertijd moet het dat blijven, een opgave want als je het vergeet, verslonst de liefde. Daarom ligt onder de steen van elke dag, van elke nieuwe morgenstond, hetzelfde briefje, ‘werk aan de liefde’ want laat je het na of als je denkt dat het vanzelf gaat, dan wordt het een sleur en lig je samen tussen verkreukte lakens en ontstaat er een beangstigend zwijgen. ‘Werk aan de liefde’ betekent niet meer en niet minder dan elkaar blijven zeggen wat je op het hart hebt. Ik ben een boer van het woord, van de taal en ben er druk mee, met de kunst van de kalmte, het dagelijks verschijnen bij de akkers vereist dat, kalmte, zoveel als maar kan want alleen dan is het mogelijk zorgvuldig te denken en te schrijven. Innerlijke rust, stilte, een mate van tevredenheid, een geconcentreerd aanwezig zijn bij wat je doet en bezighoudt, dat zijn bronnen van kalmte. Maar te vaak, feitelijk elke dag, verstoort de pijn al mijn voornemens en intenties, en die kalmte en tevredenheid vallen me het meest tegen.
Het is 16u27: Lies belde dat Marieke net terug is van de operatiekamer en dat alles goed is gegaan. Zij en Remco gaan morgenmiddag even op bezoek, ‘even’ vanuit Goes. Ik ben benieuwd of ze straks wel wakker is.
Zo’n ferme ingreep en toch al aardig wakker. Wat waren we blij elkaar weer te zien. Er lagen nog drie ‘heup’-dames en die, maandag geholpen, mogen morgen al naar huis. Gaat het zó snel? Ik kan het me niet voorstellen, ook Marieke niet denk ik.
Zaterdag,28 januari
De zon kwam stralend voor de dag, maar kroop een poosje later ijlings achter de wolken. Er hangt een dichte mist.
Gehuild van de pijn, van onwetendheid ook, hoe moet dit verder?
Tussen de middag belde Marieke even. Ze had de hele nacht niet geslapen en heeft veel pijn. De wond heelt goed. Ze was nogal overstuur geraakt toen men zei dat het nog helemaal niet zeker was dat ze naar een verpleeghuis kon voor revalidatie – even later kwam die zuster het ‘corrigeren’. Ik hoop dat ze haar goed volgen in wat mogelijk is. Lieveke, lieveke …..
Het is pas 13u10, maar ga naar bed.
Dinsdag, 24
januari
Wit
papier is als een akker, maar voor je het weet valt de eerste letter. Heel even
was er een zwanger moment. Wit papier is als land, land waar taal in wordt
gestrooid dat een verhaal wordt. Wat het werk van een poëtisch akkerbouwer precies behelst,
weet niemand, maar het is hard werken. Ook een land dat na een hersenbloeding
wordt omheind.Gelukkig, ik zag weer de vertrouwde zonsopkomst, dankzij Marieke want zij, haar stem, wekte mij om acht uur. Verblindend licht in de nieuwe, windstille dage raad. Hoe verloren ik me vaak ’s avonds ook voel, ik ben nog altijd blij weer wakker te worden. Ik fluister het haar toe, mijn linkerhand even op de tast naar haar vers geurend en warme lichaam, naar de vrouw die mij leven en toekomst geeft. In de omhelzing die volgt, hoef ik ook maar een ogenblik te onstuimig te zijn, en alles is weer terug alvorens het bed uit te zijn en wetend dat het korte gulle moment van hartstocht maar fantasie was. Liefde heet verlangen, en bij haar baad ik in een ziel van levensliefde en tederheid. “Verlangen”, zei Rilke, “is wonen in de golven en geen verblijfplaats hebben in de tijd." Vaak denk ik, waar je (in boeken) ter wereld ook komt, het is overal hetzelfde. De tegenstellingen, het snobisme, de ambitie, de onwetendheid, de roekeloosheid, de liefde, de berekening, het onvervuld blijven, de afgunst, de schoonheid (als je hart er voor openstaat).
Kort nadat Leny me had gedoucht en voor het overige had gezorgd, ben ik even naar boven gegaan, maar Marieke was kennelijk nog wat boodschappen aan het doen, dus onverrichter zaken weer naar 107. Het was er ook een pre-operatieve chaos, het zou erop lijken dat ik de hele boel overhoop had gehaald. Ik zie er tegenop, dat Mariek vanaf vrijdag eerst een week naar het ziekenhuis is en daarna een week naar de revalidatie bij een verpleeghuis. Maar het is nu eenmaal onontkoombaar en de hoogste tijd dat haar heup wordt vervangen. Hopelijk gaat het daarna ook beter met die hielspoor. Over een week moet ik zelf naar de oncoloog. Een drukke taxitijd.
Geen idee hoelang maar ik zat weer een hele poos met de ogen dicht. Toen ik ze opende, zat ik ongemerkt halverwege de keuken. Mijn leven drijft van de wal. Ik ben maar echt gaan slapen, en zo verdwijnt een dinsdagmiddag uit je agenda.
Woensdag, 25 januari
Ouder worden is een onoverwinnelijk iets in je leven, precies zoals de vraag naar het ‘hoe’ niet of moeilijk is te beantwoorden. We hebben eigenlijk alleen twee typisch menselijke wensen: we hopen oud te worden of nog lang te mogen leven en ten aanzien van het ‘hoe’ hebben we denk ik een schoonheidswens. Niet in een pijnlijk aftakelend lichaam, niet in verlatenheid en niet meer weten hoe alles reilt en zeilt. Maar hoe ouder je wordt, des te meer word je geconfronteerd, en geraakt, met een enorme variatie aan lijden en machteloosheid en onstilbaar verdriet.
We lezen over de tragedies van de woedende moord of het geketend zijn aan geweld, over de talrijke fatale ongelukken of ongevallen die als het ware stagneren in ernstige invaliditeit. We ‘weten dat ons moeder ongeneeslijk ziek is maar ondanks de toenemende pijn nog helder van geest is’ en dat een nicht chronisch ziek is, onophoudelijk gekweld door fysieke pijnen en ongemakken, zich desondanks kranig houdt maar door anderen ook vaak gemeden omdat veel anderen daar niet tegen kunnen of ‘het wel gehad hebben’, iets dat weer een heel ander lijden veroorzaakt en dat niet wordt gekend. Ware het te doen, dan zou er een meer dan vuistdikke catalogus zijn te maken over het lijden van mensen, maar waartoe zou het kunnen dienen en kennen we de variatie al niet? Van veel wordt nooit gehoord, of van weggevlucht.
‘Hoe’ word ik oud? Het van dichtbij zien en voelen wat de menselijke slijtage met de ander en met jezelf doet, plaatst de vraag aan het einde van het leven. In veel vroegere levensstadia wordt de vraag wellicht anders gesteld: ‘hoe’ kan ik gezond leven?, dat zet je indirect op het spoor van hoe je ouder hoopt te worden, namelijk door je bewust te zijn van je keuzes en verantwoordelijkheden en daarin trouw te zijn, zo standvastig mogelijk. Zou dat niet een soort van ‘maximaal’ antwoord kunnen zijn?
Aan het einde nabij zijn, is intens verdrietig, enerverend en tegelijk vaak weldadig. Elk gefluister is van belang, elk gebaar van ‘er zijn’ verzachtend. Troost en tederheid zijn als een deken in de nacht, het is als het geluk van de sterren te voelen dat je niet alleen bent, dat gezien wordt wat misschien nodig is en begrepen welk woord nog over de lip rolt. Het kan een langdurig, ontredderd vechten zijn, maar, als de pijn te hevig is geworden, ook een lange, stille slaaptocht met diepe zuchten uit de verten van het leven. “Het ergste is dat je niets kunt doen”, wordt vaak gezegd, maar met werkelijke nabijheid en compassie doe je alles.
‘Hoe’ word ik oud? De vraag biedt me een ander gezichtspunt op de morfinepleisters die ik in het allereerste begin vele weken ongebruikt liet liggen, eerder schreef ik al waarom. Maar in mijn innerlijke tijd lees ik nu dat afwijzing een soort van domme ijdelheid is, alsof die morfine een pil van Drion zou zijn. Misschien is het wel de best denkbare pijnbestrijding, deze transparante postzegel, en kan het mijn dagelijks leven veraangenamen. ‘Ik wil ouder worden dan ik ben. Pak dan wat nodig is om niet harder te slijten’, zo dacht ik toen. Hoe vaker je rond de akkers van je geest dwaalt, hoe meer sporen je ontdekt die je eerder niet zag. En toch, hoe anders is alles gegaan, geworden.
'Werkelijk, er is niets kunstzinniger dan liefde voor de mensen', schreef Vincent van Gogh eens en dat ‘motto’ stond ook op een postzegel in 1990 onder zijn portret. Het komt enigszins overeen met het mijne, ‘Iedereen is beminnenswaardig, laten we dat vooral blijven zien en leven’. De dichter, de zachtmoedige, de romanticus, de man die allergisch is voor elke vorm van geweld en daarom waakzaam wil zijn over de tederheid. Afgaande op mijn levensloop zie ik er bij mezelf geen grootse resultaten van, toch ruil ik mezelf (mijn aard) voor niets en niemand in, niet uit zelfgenoegzaamheid, maar ik geloof nog altijd in de inzet voor het goede en zoveel mogelijk voor het behoud ervan. Ik ken de strijd in mezelf: ik vind dit leven zó niet meer fijn en ik ben zo gelukkig met Marieke, zo trots op haar wijsheid, haar levenshouding, hoe ze met mij een leven leeft dat ikzelf bijna niet meer kan leven. Van voet tot schedel, de pijnen verstoppen zich niet.
Donderdag, 26 januari
Gisteren was er zo’n prachtige verwelkoming door de zon, de hele ochtend trouwens, maar vandaag bleven de wolken dicht opeen. Geen straaltje zon, alleen maar grijs, intens grijs.
Gisteren schreef ik nog tegen de wind in, maar vandaag glijd ik zo van de toetsen af zoals me dat vroeger wel eens overkwam met mijn voeten op beijzelde trappers. De pijn is niet te harden, de krankjorume koploper is niet te verslaan. “Dit is een technisch hoogstandje en dat is de prijs die u moet betalen. Heb ik u al verscheidene keren gezegd.”
Vrijdag, 27 januari
Een stralend begin van de dag. Marieke ‘gaat op reis en komt over een paar weken een beetje vernieuwd weer terug’. Ik zal haar dikwijls bezoeken, vaste klant bij taxi Trip want voor de scootmobiel is het ’s avonds te koud. Vanmiddag na de operatie word ik gebeld. Het is alsof ik voor mezelf niets meer kan en durf, totdat ik bij de oncoloog ben geweest; zijn bevindingen bepalen grotendeels de vervolg-route.
Lieveling, al wat we hebben meegemaakt, tekent ons hart en smeedt ons verder aaneen, zelfs als je eenzaam en vluchtig onze boodschappen doet, ben je in me aanwezig, jij als jezelf, jij met mij aan wie je elk ogenblik zegt te denken. Ik ben een man met wie je alles mag delen, die er naar verlangt juist die eenheid van verdriet en vreugde en verrukking te ontvangen en te schenken, een man die je liefde ervaart tot het diepst in zijn ziel en hoewel alles in ons leven tijdelijk is, zal dit de liefde zijn die blijvend in mij leeft en ademt, die mij ontroert en terugbrengt naar de eenvoud van het leven.
Ik kan nooit vergeten wat je me in het alledaagse leven allemaal schenkt, liefde, het gevoel van me te houden zoals ik ben. Blijft staan, dat het zalig is die vier woordjes ook te zeggen en te horen, ze slijten niet als je er naar leeft Mariek, en als je er naar leeft, is het ook geen opgave en tegelijkertijd moet het dat blijven, een opgave want als je het vergeet, verslonst de liefde. Daarom ligt onder de steen van elke dag, van elke nieuwe morgenstond, hetzelfde briefje, ‘werk aan de liefde’ want laat je het na of als je denkt dat het vanzelf gaat, dan wordt het een sleur en lig je samen tussen verkreukte lakens en ontstaat er een beangstigend zwijgen. ‘Werk aan de liefde’ betekent niet meer en niet minder dan elkaar blijven zeggen wat je op het hart hebt. Ik ben een boer van het woord, van de taal en ben er druk mee, met de kunst van de kalmte, het dagelijks verschijnen bij de akkers vereist dat, kalmte, zoveel als maar kan want alleen dan is het mogelijk zorgvuldig te denken en te schrijven. Innerlijke rust, stilte, een mate van tevredenheid, een geconcentreerd aanwezig zijn bij wat je doet en bezighoudt, dat zijn bronnen van kalmte. Maar te vaak, feitelijk elke dag, verstoort de pijn al mijn voornemens en intenties, en die kalmte en tevredenheid vallen me het meest tegen.
Het is 16u27: Lies belde dat Marieke net terug is van de operatiekamer en dat alles goed is gegaan. Zij en Remco gaan morgenmiddag even op bezoek, ‘even’ vanuit Goes. Ik ben benieuwd of ze straks wel wakker is.
Zo’n ferme ingreep en toch al aardig wakker. Wat waren we blij elkaar weer te zien. Er lagen nog drie ‘heup’-dames en die, maandag geholpen, mogen morgen al naar huis. Gaat het zó snel? Ik kan het me niet voorstellen, ook Marieke niet denk ik.
Zaterdag,28 januari
De zon kwam stralend voor de dag, maar kroop een poosje later ijlings achter de wolken. Er hangt een dichte mist.
Gehuild van de pijn, van onwetendheid ook, hoe moet dit verder?
Tussen de middag belde Marieke even. Ze had de hele nacht niet geslapen en heeft veel pijn. De wond heelt goed. Ze was nogal overstuur geraakt toen men zei dat het nog helemaal niet zeker was dat ze naar een verpleeghuis kon voor revalidatie – even later kwam die zuster het ‘corrigeren’. Ik hoop dat ze haar goed volgen in wat mogelijk is. Lieveke, lieveke …..
Het is pas 13u10, maar ga naar bed.
[©
MN, ‘Les jours de l’âme’. Shaolin, een studerende Chinese monnik, verdiept in
zelfverdedigingskunsten.]
maandag, januari 23, 2012
Het wonder van de dingen van alledag
Dagboek
Gezien de pijn zou je denken dat het een zojuist opgelopen ernstige verwonding was, maar elk spoor daarvan ontbreekt. Maar het is pijn van jarenoud, ik zit al vroeg in de morgen, 08u15, als verslagen in mijn cabrio, en zo blijft het, ook als het buiten weer opknapt. De werkelijkheid is een wonder dat je op andere gedachten zet dan de werkelijkheid is.
Pijn, pijn die objectief niet is te meten en daarom vaak zo moeilijk invoelbaar is voor anderen. Niemand kan een trapje in mijn ziel afdalen om te zien hoe het ermee gesteld is. Iedereen ziet mijn lichaam, maar kan nooit weten wat er binnen in me omgaat. Wat een vreemde eenzaamheid. Maar ook troost: als niemand het kan weten, kan ook niemand eraan twijfelen.
“Laat je het licht aan lieveke?”
“Ja schat, - een andere macht zal het ooit doven. Wat een prachtige rozen nam je voor me mee, rozen van vlees en bloed, even uitdagend als je borsten.”
Wim’s hart is van de week gekatheterisseerd. Ze gaan dan bij de lies al naar binnen. Links kwam men niet ver; dat leek aanvankelijk ook rechts zo, maar uiteindelijk is het gelukt. Hij is weer thuis, maar moet heel binnenkort terug om gedotterd te worden. Hopelijk gaat het goed, hij is al 88, maar zo aardig en attent; hij en zijn Willy leven nog altijd in de volle bloei van liefde. Annemarie, ook hier op de gang, heeft longkanker, maar is vrij stabiel. Ik zal het Ben eens vragen, die kijkt veel naar haar om. Jaap en Atie komen volgende week ook weer thuis. Zijn belangrijkste wens is dan vervuld.
Het had er alle schijn van dat het de zon lukte om door te breken, eventjes zagen we enkele stralen, eventjes kreeg de wereld een ander gezicht, maar bij het opzijschuiven van de wolken braken er een paar en sindsdien regent het.
Het heeft er alle schijn van dat ik hier maar vorstelijk en zorgeloos zit te genieten van mijn vrijheid. Maar ik weet al enkele uren niet meer hoe ik moet zitten of m’n hoofd moet houden. De continue aanwezigheid van vreemde indringers heeft me allang beroofd van wat de ervaringsbetekenis is van zorgeloosheid en genieten. Beide begrippen hebben iets onbeperkts, zijn hedonistisch van kleur. Dan komt er iemand binnen en voor hij gaat zitten, heeft hij opgemerkt dat ik er goed uitzie. Schijn, verwarring, ‘de taal, de dwalende gids’ – Wittgenstein. Natuurlijk ken ik het geluk van enkele goede vriendschappen en word ik alledag intens en boeiend getroffen door het leven met mijn geliefde en door de getoonde compassie van anderen. Dat is gewoon wáár, en toch, woorden als fijn, genieten, gelukkig, lol, blijheid, vrolijkheid, enthousiasme, ik gooi ze maar op een hoop, het is net alsof het voor mij onbruikbare of kaalgevreten woorden zijn, ik kan ze niet laten merken, me er niet in uitdrukken. Ik herinner me een voorval van enkele jaren terug, dat een groepje mensen zat te gieren van de lach en dat ik er gortdroog bij zat. Lachen doet zeer, ik vond het gênant, alsof ik hen openlijk veroordeelde als stompzinnig. (Ze dachten het vast, of dat ik me helemaal afsloot en dat was beide niét waar; misschien dachten ze dat niet, wisten ze er geen raad mee, lieten me maar. Niemand hoefde zich schuldig te voelen, dat zou absurd zijn. Het was mijn realiteit waarvan men maar een fractie begreep.) Ik trippelde naar mijn eiland, voelde me doodongelukkig, eenzaam, opgesloten, niet te verwarren met buitengesloten. Hoewel (dus) mijn bestaan de nodige zegeningen kent, is mijn levenswijze volstrekt onbenijdenswaardig, mensonmogelijk. Het is een wonder dat ik nog niet ben gesneuveld.
Zondag, 22 januari
Zo verrukkelijk als het is om samen wakker te worden, zo verschrikkelijk is het als dat altijd maar weer gepaard gaat met het bekende euvel. Mijn lichaam lijkt er niet meer op berekend nog bewoond te worden, laat staan zich tot de ander te keren.
Anderhalf uur geslapen. “Ja, het is een ernstige zaak meneer Buis.” Ach, ik mis dat guitige lachje van hem.
“Wat je zegt. Ik sliep ook zo lang, en weet je, toen ik daarnet wakker werd, wist ik toch heel niet waar ik was, bizar hoor. Ken u dat begrijpen?”
“Misschien. Eerder begreep ik dat u ’s middags nooit sliep en nu plotseling wel. Verdraait, waar ben ik?”
“Klopt. Ja, ik ging wel liggen hoor, daar niet van, maar altijd begon het weer te malen.”
Even later opnieuw een uur geslapen. Ik ben stil van pijn – naar Marieke vind ik dat diep ellendig, al begrijpt ze het en wil ze juist dan niet naar huis, maar het moet haar uitputten want ook dit daarom aanwezig willen zijn heeft grenzen. Mijn voeten zijn aanhoudend ijskoud, ook de rechtervoet waar Marieke, beter dan Gertruida, gisteren een hielkompres om deed. O, ik heb haar zo lief maar tegelijk zo weinig te bieden dat haar immense liefde mij niet toekomt. Jij, vreugde van mijn hart/ koninkrijk van mijn ziel/ je hebt mijn belofte van trouw/ zonder jou zou mijn adem gif zijn. Zal er nog een andere tijd aanbreken?
Maandag, 23 januari
Gertruida belde me uit bed, het bleek al 9u55, ze zou een half uurtje later terugkomen. Het eigen ritueel. Toen de lieve ‘ochtendzuster’ terugkwam, inspecteerde ze mijn voet, “dat heeft Marieke keurig gedaan”. Ik ben een en al pijn. Olivier belt en komt in de tweede helt van de middag een tamelijk nieuwe laptop brengen die ik zelf grotendeels heb betaald. Toch is het hartstikke lief dat hij aan mij denkt. Hij hoeft alleen nog maar een halfjaar stage te lopen en heeft aansluitend een contract. Hij is ontzettend goed in IT; vorig jaar was hij student van het jaar!
Ga nu verder lezen in het tijdschrift ‘Relevant’, een artikel van de ethicus Dorothea Touwen over wat het betekent in het belang van de patiënt te handelen, juist bij een doodswens. Daarna lees ik verder in Wittgenstein.
[© MN, ‘Les jours de l’âme’. Photo van het web, “A course of miracles”.]
Vrijdag, 20 januari
Gezien het lawaai zou je denken dat het wat anders was, maar
het was regen, harde regen die loodrecht uit hemel op de stoep kletterde. Het
was muisgrijs. De stoom rees van de aarde, het leek me ijzig koud.Gezien de pijn zou je denken dat het een zojuist opgelopen ernstige verwonding was, maar elk spoor daarvan ontbreekt. Maar het is pijn van jarenoud, ik zit al vroeg in de morgen, 08u15, als verslagen in mijn cabrio, en zo blijft het, ook als het buiten weer opknapt. De werkelijkheid is een wonder dat je op andere gedachten zet dan de werkelijkheid is.
Pijn, pijn die objectief niet is te meten en daarom vaak zo moeilijk invoelbaar is voor anderen. Niemand kan een trapje in mijn ziel afdalen om te zien hoe het ermee gesteld is. Iedereen ziet mijn lichaam, maar kan nooit weten wat er binnen in me omgaat. Wat een vreemde eenzaamheid. Maar ook troost: als niemand het kan weten, kan ook niemand eraan twijfelen.
“Laat je het licht aan lieveke?”
“Ja schat, - een andere macht zal het ooit doven. Wat een prachtige rozen nam je voor me mee, rozen van vlees en bloed, even uitdagend als je borsten.”
Zaterdag, 21 januari
De dag begint druilerig. Jammer, het is zo’n wonder als je
de zon mag zien verschijnen.Wim’s hart is van de week gekatheterisseerd. Ze gaan dan bij de lies al naar binnen. Links kwam men niet ver; dat leek aanvankelijk ook rechts zo, maar uiteindelijk is het gelukt. Hij is weer thuis, maar moet heel binnenkort terug om gedotterd te worden. Hopelijk gaat het goed, hij is al 88, maar zo aardig en attent; hij en zijn Willy leven nog altijd in de volle bloei van liefde. Annemarie, ook hier op de gang, heeft longkanker, maar is vrij stabiel. Ik zal het Ben eens vragen, die kijkt veel naar haar om. Jaap en Atie komen volgende week ook weer thuis. Zijn belangrijkste wens is dan vervuld.
Het had er alle schijn van dat het de zon lukte om door te breken, eventjes zagen we enkele stralen, eventjes kreeg de wereld een ander gezicht, maar bij het opzijschuiven van de wolken braken er een paar en sindsdien regent het.
Het heeft er alle schijn van dat ik hier maar vorstelijk en zorgeloos zit te genieten van mijn vrijheid. Maar ik weet al enkele uren niet meer hoe ik moet zitten of m’n hoofd moet houden. De continue aanwezigheid van vreemde indringers heeft me allang beroofd van wat de ervaringsbetekenis is van zorgeloosheid en genieten. Beide begrippen hebben iets onbeperkts, zijn hedonistisch van kleur. Dan komt er iemand binnen en voor hij gaat zitten, heeft hij opgemerkt dat ik er goed uitzie. Schijn, verwarring, ‘de taal, de dwalende gids’ – Wittgenstein. Natuurlijk ken ik het geluk van enkele goede vriendschappen en word ik alledag intens en boeiend getroffen door het leven met mijn geliefde en door de getoonde compassie van anderen. Dat is gewoon wáár, en toch, woorden als fijn, genieten, gelukkig, lol, blijheid, vrolijkheid, enthousiasme, ik gooi ze maar op een hoop, het is net alsof het voor mij onbruikbare of kaalgevreten woorden zijn, ik kan ze niet laten merken, me er niet in uitdrukken. Ik herinner me een voorval van enkele jaren terug, dat een groepje mensen zat te gieren van de lach en dat ik er gortdroog bij zat. Lachen doet zeer, ik vond het gênant, alsof ik hen openlijk veroordeelde als stompzinnig. (Ze dachten het vast, of dat ik me helemaal afsloot en dat was beide niét waar; misschien dachten ze dat niet, wisten ze er geen raad mee, lieten me maar. Niemand hoefde zich schuldig te voelen, dat zou absurd zijn. Het was mijn realiteit waarvan men maar een fractie begreep.) Ik trippelde naar mijn eiland, voelde me doodongelukkig, eenzaam, opgesloten, niet te verwarren met buitengesloten. Hoewel (dus) mijn bestaan de nodige zegeningen kent, is mijn levenswijze volstrekt onbenijdenswaardig, mensonmogelijk. Het is een wonder dat ik nog niet ben gesneuveld.
Zondag, 22 januari
Zo verrukkelijk als het is om samen wakker te worden, zo verschrikkelijk is het als dat altijd maar weer gepaard gaat met het bekende euvel. Mijn lichaam lijkt er niet meer op berekend nog bewoond te worden, laat staan zich tot de ander te keren.
Anderhalf uur geslapen. “Ja, het is een ernstige zaak meneer Buis.” Ach, ik mis dat guitige lachje van hem.
“Wat je zegt. Ik sliep ook zo lang, en weet je, toen ik daarnet wakker werd, wist ik toch heel niet waar ik was, bizar hoor. Ken u dat begrijpen?”
“Misschien. Eerder begreep ik dat u ’s middags nooit sliep en nu plotseling wel. Verdraait, waar ben ik?”
“Klopt. Ja, ik ging wel liggen hoor, daar niet van, maar altijd begon het weer te malen.”
Even later opnieuw een uur geslapen. Ik ben stil van pijn – naar Marieke vind ik dat diep ellendig, al begrijpt ze het en wil ze juist dan niet naar huis, maar het moet haar uitputten want ook dit daarom aanwezig willen zijn heeft grenzen. Mijn voeten zijn aanhoudend ijskoud, ook de rechtervoet waar Marieke, beter dan Gertruida, gisteren een hielkompres om deed. O, ik heb haar zo lief maar tegelijk zo weinig te bieden dat haar immense liefde mij niet toekomt. Jij, vreugde van mijn hart/ koninkrijk van mijn ziel/ je hebt mijn belofte van trouw/ zonder jou zou mijn adem gif zijn. Zal er nog een andere tijd aanbreken?
Maandag, 23 januari
Gertruida belde me uit bed, het bleek al 9u55, ze zou een half uurtje later terugkomen. Het eigen ritueel. Toen de lieve ‘ochtendzuster’ terugkwam, inspecteerde ze mijn voet, “dat heeft Marieke keurig gedaan”. Ik ben een en al pijn. Olivier belt en komt in de tweede helt van de middag een tamelijk nieuwe laptop brengen die ik zelf grotendeels heb betaald. Toch is het hartstikke lief dat hij aan mij denkt. Hij hoeft alleen nog maar een halfjaar stage te lopen en heeft aansluitend een contract. Hij is ontzettend goed in IT; vorig jaar was hij student van het jaar!
Ga nu verder lezen in het tijdschrift ‘Relevant’, een artikel van de ethicus Dorothea Touwen over wat het betekent in het belang van de patiënt te handelen, juist bij een doodswens. Daarna lees ik verder in Wittgenstein.
[© MN, ‘Les jours de l’âme’. Photo van het web, “A course of miracles”.]
vrijdag, januari 20, 2012
De wereld is oneindig in richtingen en waarheden
Dagboek
Nadat ik de medicijnen had ingenomen, de cornflakes op had en achter een halfje koffie zat, hoorde ik de mysterieuze wind van Vlieland. ‘Die is niet van daar noch van hier, dat is de wind van Meersel-Dreef’, de wind door de reusachtige bomen van het park Klein-Lourdes tegenover het grote klooster van de Capucijnen waar we vorige week donderdag waren. Marieke was naar de Mariagrot gelopen om wat foto’s te maken, ik bleef aan het begin van het pad, van de pijn te moe om dat hobbelige eind te trippelen maar ook omdat het ijzig koud was die morgen. De grot is een kopie van die in Lourdes, de eeuwige schuilplaats voor de stilste vrouw ter wereld, de heilige Maria, naar verluidt de moeder-maagd van Jezus, de welbeminde Zoon van God.
‘Wat een mooie, intieme week, wat een hemels weekend, dadelijk komt Buurtzorg, daarna de huisarts.’ Maar de huisarts, op wie ik al lang zo gespannen wacht, is (weer) niet komen opdagen. Eigenlijk ben ik woedend want vaak blijk ik met artsen en specialisten van doen te hebben (gehad) die me met een kluitje het riet in sturen, die me onheus bejegenen of inadequaat behandelen. Dat was in Rozendaal zo en hier in Doetinchem is het weinig anders. Velen vinden me kennelijk te lastig, nemen me niet serieus, zeggen dat ik ‘teveel weet’, terwijl ik bepaald niét iemand ben met een “google-houding”. Toevallig zag ik vanavond Radar, gewijd aan medisch falen en de inspectie van de gezondheidszorg. Diep treurig, aan beide kanten. De Ombudsman hamert er al jaren op, dat de praktijkvoering van de IGZ structureel foutief is. “Het is een technocratisch, protocollair handelend instituut, de belangen zijn verstrengeld en veel daar werkzame artsen vragen zich langdurig af waar ze in hemelsnaam mee bezig zijn.”
Waarom hadden we bij Ethiek aan de universiteit weinig maar goede stagiairs? Omdat het een keuzevak is, en er altijd wel studenten (geneeskunde) zijn die de nodige sensitiviteit hebben ontwikkeld om te weten dat het om veel meer draait dan in het hoofd stampen van de grote hoeveelheid medisch anatomische kennis. Zowel ethiek als presentie zouden een verplicht vak dienen te zijn wil er een grondige verandering komen in de attitude van artsen. Ik heb verscheidene keren het boekje ‘Aandacht’ van Andries Baart cadeau gedaan. Mijn huisarts in Rozendaal gaf ik ten tijde van mijn verhuizing het boek ‘Artsen. Een biografie van de geneeskunde’ van Sherwin Nuland, ze had er zelfs nooit van gehoord. (Ik voelde me gekwetst toen ik later van Marieke hoorde dat ze tegen haar bij de voordeur had gezegd: “Pappen en nathouden en let vooral goed op jezelf.” Wat had ik me in haar vergist.)
Nog naakt, ik weeg 55,3 kg. Schoon aan de haak, zeggen ze. Schoon wel, maar niet aan de haak; dat er al schroeven aan te pas zijn gekomen om mijn bestaan overeind te houden, is me meer dan genoeg.
Andries heeft me verrast met zijn boekje ‘Van bewegen naar bewogenheid’, ook zo’n publicatie dat meer dan een aanbeveling waard is. “Ik pleit ervoor je te laten bewegen vóór je zelf gaat bewegen, ik pleit ervoor bewogenheid als kompas te verkiezen boven het ideaal onaangedaan sturing te geven aan het leven van jezelf en anderen. Daarmee pleit ik voor zachtmoedigheid en compassie in een tijd die mededogen bespot en verduistert.”
Ik kom er nog uitvoerig op terug.
In onrust en pijn zit ik al een uur voor het raam, mijn blik op het zuidoosten, mijn gedachten naar het westen. De dagen verstrijken van licht naar donker, van bewegen naar stilstand.
Merlinde, wat je niet weet, heb je zo in huis.
je bent onweerstaanbaar van stijl en smaak.
veilig en gastvrij, maar niets is blijvend, in
warme thuis bewaren we u als een vrucht van goud.
Er was een mevrouw, deftig maar zachtmoedig, sterk maar breekbaar. Haar gezicht, haar huid, haar houding en haar aard toonde elk van deze vier elementen, dapper en huilend. Ze is herstellende van een zware buikoperatie, maar ze blijkt ongeneeslijk. De kanker heeft zich als het ware vastberaden gevestigd, daar is zij zich van bewust. Meer dan door deze zorg wordt ze gekweld door radeloze zorg om haar man die ernstig dement is, voor wie ze al heel lang zorgt. Nee, niet haar eigen sterfelijkheid die voor de deur staat, maar hij en hun zwaar verstrengelde liefde zijn van bijna onhoudbaar gewicht. Van geen enkele andere zorg wil haar man weten. Aan het begin van een zin begrijpt hij waar ze het over wil hebben en begint hij te huilen als een ontroostbaar wezen. Dit is één voorbeeld van tragiek, van onoplosbaarheid, van een complexe, aangrijpende en ontroerende situatie, van gestamelde liefde waarin vermoedelijk alleen de dood zal ‘regelen’ hoe het met de regie over ’s mans leven verder gaat.
I am a hell of life.
Ik luister nog naar 'Lucha Encarnada' en ga dan naar bed.
Hopelijk tot morgen
Maar de zon raakt al gauw versluiert door een steeds dichter wordende bewolking.
Van de huisarts kan ik een verwijzing tegemoet zien voor een CT-scan, een recept/ iets ter bescherming van mijn enkel – een hielkompres - anders komt er een gat en begin volgende week een verwijzing voor Groot Klimmendaal. Hij werd wat ongeduldig, “zeg nou maar wat je vraag is”, maar ik heb uiteindelijk kunnen zeggen wat ik kwijt wilde. Is een kwartier al te lang?
Wat een pijnbomendag!
Donderdag, 19 januari
De zonsopkomst speelt zich af achter de gordijnen, maar die uit het westen lag in de vorm van een kaartje onder de voordeurdrempel. “Liefste, je ben het licht in mijn leven. Laat me niet leven in duisternis. Ik kan niet zonder je, houd me vast, je vrouw.”
31 Januari moet ik naar het ziekenhuis, de oncoloog.
Vanmiddag 2 uur geslapen; straks komt Walter. Intussen vriend Frans in Roemenië geschreven, de nood is hoog daar, ook bij hem. “De aanleiding van de protesten is de voorgenomen privatisering van de gezondheidszorg. Waarschijnlijk de beruchte druppel. Er zijn veel ontslagen en salariskortingen en het leven wordt steeds duurder (btw, accijns, de wereldmarkt-ontwikkelingen). Goede reden voor protesten en stakingen. Hetgeen wat mij betreft wordt overschaduwd door hooligans die zich onder demonstranten mengen en anderen die zelfs met een pistool op zak komen 'demonstreren'. Relschoppers & plunderaars, jammer. Oppositiepartijen en bepaalde media zijn fikse aanjagers, het protest wordt met andere woorden gekaapt. Er gaan geruchten dat onruststokers geld hebben gekregen van 'iemand' (dat lees ik op internet en Roemenen zijn dol op complottheorieën...).”
Maandag, 16 januari
Toen ik vanmorgen opstond en de zonsopkomst waarnam, nog als
een felrode bol halverwege de bomen bij het meer, leek alles op een mooie
voorjaarsdag terwijl het leeggeplukte takkenbos me erop wees dat het nog gewoon
winter heet. Op het gras zat meer dan een dozijn vogels aan het ontbijt. Nadat ik de medicijnen had ingenomen, de cornflakes op had en achter een halfje koffie zat, hoorde ik de mysterieuze wind van Vlieland. ‘Die is niet van daar noch van hier, dat is de wind van Meersel-Dreef’, de wind door de reusachtige bomen van het park Klein-Lourdes tegenover het grote klooster van de Capucijnen waar we vorige week donderdag waren. Marieke was naar de Mariagrot gelopen om wat foto’s te maken, ik bleef aan het begin van het pad, van de pijn te moe om dat hobbelige eind te trippelen maar ook omdat het ijzig koud was die morgen. De grot is een kopie van die in Lourdes, de eeuwige schuilplaats voor de stilste vrouw ter wereld, de heilige Maria, naar verluidt de moeder-maagd van Jezus, de welbeminde Zoon van God.
‘Wat een mooie, intieme week, wat een hemels weekend, dadelijk komt Buurtzorg, daarna de huisarts.’ Maar de huisarts, op wie ik al lang zo gespannen wacht, is (weer) niet komen opdagen. Eigenlijk ben ik woedend want vaak blijk ik met artsen en specialisten van doen te hebben (gehad) die me met een kluitje het riet in sturen, die me onheus bejegenen of inadequaat behandelen. Dat was in Rozendaal zo en hier in Doetinchem is het weinig anders. Velen vinden me kennelijk te lastig, nemen me niet serieus, zeggen dat ik ‘teveel weet’, terwijl ik bepaald niét iemand ben met een “google-houding”. Toevallig zag ik vanavond Radar, gewijd aan medisch falen en de inspectie van de gezondheidszorg. Diep treurig, aan beide kanten. De Ombudsman hamert er al jaren op, dat de praktijkvoering van de IGZ structureel foutief is. “Het is een technocratisch, protocollair handelend instituut, de belangen zijn verstrengeld en veel daar werkzame artsen vragen zich langdurig af waar ze in hemelsnaam mee bezig zijn.”
Waarom hadden we bij Ethiek aan de universiteit weinig maar goede stagiairs? Omdat het een keuzevak is, en er altijd wel studenten (geneeskunde) zijn die de nodige sensitiviteit hebben ontwikkeld om te weten dat het om veel meer draait dan in het hoofd stampen van de grote hoeveelheid medisch anatomische kennis. Zowel ethiek als presentie zouden een verplicht vak dienen te zijn wil er een grondige verandering komen in de attitude van artsen. Ik heb verscheidene keren het boekje ‘Aandacht’ van Andries Baart cadeau gedaan. Mijn huisarts in Rozendaal gaf ik ten tijde van mijn verhuizing het boek ‘Artsen. Een biografie van de geneeskunde’ van Sherwin Nuland, ze had er zelfs nooit van gehoord. (Ik voelde me gekwetst toen ik later van Marieke hoorde dat ze tegen haar bij de voordeur had gezegd: “Pappen en nathouden en let vooral goed op jezelf.” Wat had ik me in haar vergist.)
Dinsdag,17 januari
Eenzelfde dag als gisteren, alleen verscheen de zon niet als
rode bol, maar als een lange uitgesmeerde strook rozenbotteljam. Morgen komt de
huisarts. Nog naakt, ik weeg 55,3 kg. Schoon aan de haak, zeggen ze. Schoon wel, maar niet aan de haak; dat er al schroeven aan te pas zijn gekomen om mijn bestaan overeind te houden, is me meer dan genoeg.
Andries heeft me verrast met zijn boekje ‘Van bewegen naar bewogenheid’, ook zo’n publicatie dat meer dan een aanbeveling waard is. “Ik pleit ervoor je te laten bewegen vóór je zelf gaat bewegen, ik pleit ervoor bewogenheid als kompas te verkiezen boven het ideaal onaangedaan sturing te geven aan het leven van jezelf en anderen. Daarmee pleit ik voor zachtmoedigheid en compassie in een tijd die mededogen bespot en verduistert.”
Ik kom er nog uitvoerig op terug.
In onrust en pijn zit ik al een uur voor het raam, mijn blik op het zuidoosten, mijn gedachten naar het westen. De dagen verstrijken van licht naar donker, van bewegen naar stilstand.
Een vrucht als
onderdak
We zochten voor even asiel en
temidden van al die boomgaarden vonden we jou,Merlinde, wat je niet weet, heb je zo in huis.
Merlinde, een hotel gelijk een appelboom,
al zou het een zonde zijn, we zouden er van plukken,je bent onweerstaanbaar van stijl en smaak.
Merlinde, dankzij ons geheugen
blijf je bestaan als zachtmoedige haven,veilig en gastvrij, maar niets is blijvend, in
weemoed weer vertrokken
uit het huis van compassie en dienstbaarheid, in onswarme thuis bewaren we u als een vrucht van goud.
Er was een mevrouw, deftig maar zachtmoedig, sterk maar breekbaar. Haar gezicht, haar huid, haar houding en haar aard toonde elk van deze vier elementen, dapper en huilend. Ze is herstellende van een zware buikoperatie, maar ze blijkt ongeneeslijk. De kanker heeft zich als het ware vastberaden gevestigd, daar is zij zich van bewust. Meer dan door deze zorg wordt ze gekweld door radeloze zorg om haar man die ernstig dement is, voor wie ze al heel lang zorgt. Nee, niet haar eigen sterfelijkheid die voor de deur staat, maar hij en hun zwaar verstrengelde liefde zijn van bijna onhoudbaar gewicht. Van geen enkele andere zorg wil haar man weten. Aan het begin van een zin begrijpt hij waar ze het over wil hebben en begint hij te huilen als een ontroostbaar wezen. Dit is één voorbeeld van tragiek, van onoplosbaarheid, van een complexe, aangrijpende en ontroerende situatie, van gestamelde liefde waarin vermoedelijk alleen de dood zal ‘regelen’ hoe het met de regie over ’s mans leven verder gaat.
I am a hell of life.
Ik luister nog naar 'Lucha Encarnada' en ga dan naar bed.
Hopelijk tot morgen
Woensdag, 18 januari
Gelukkig, een nieuwe dageraad, en opnieuw zo’n prachtige
zonsopkomst, een geschenk van het oosten, een wonder van alledag. Het was weer
een kolossaal breed uitgesmeerd rood, maar een paar minuten later had deze zich
samengebald tot een rode bol en nog even later werd hij verblindend geel. Het
is windstil.Maar de zon raakt al gauw versluiert door een steeds dichter wordende bewolking.
Van de huisarts kan ik een verwijzing tegemoet zien voor een CT-scan, een recept/ iets ter bescherming van mijn enkel – een hielkompres - anders komt er een gat en begin volgende week een verwijzing voor Groot Klimmendaal. Hij werd wat ongeduldig, “zeg nou maar wat je vraag is”, maar ik heb uiteindelijk kunnen zeggen wat ik kwijt wilde. Is een kwartier al te lang?
Wat een pijnbomendag!
Donderdag, 19 januari
De zonsopkomst speelt zich af achter de gordijnen, maar die uit het westen lag in de vorm van een kaartje onder de voordeurdrempel. “Liefste, je ben het licht in mijn leven. Laat me niet leven in duisternis. Ik kan niet zonder je, houd me vast, je vrouw.”
31 Januari moet ik naar het ziekenhuis, de oncoloog.
Vanmiddag 2 uur geslapen; straks komt Walter. Intussen vriend Frans in Roemenië geschreven, de nood is hoog daar, ook bij hem. “De aanleiding van de protesten is de voorgenomen privatisering van de gezondheidszorg. Waarschijnlijk de beruchte druppel. Er zijn veel ontslagen en salariskortingen en het leven wordt steeds duurder (btw, accijns, de wereldmarkt-ontwikkelingen). Goede reden voor protesten en stakingen. Hetgeen wat mij betreft wordt overschaduwd door hooligans die zich onder demonstranten mengen en anderen die zelfs met een pistool op zak komen 'demonstreren'. Relschoppers & plunderaars, jammer. Oppositiepartijen en bepaalde media zijn fikse aanjagers, het protest wordt met andere woorden gekaapt. Er gaan geruchten dat onruststokers geld hebben gekregen van 'iemand' (dat lees ik op internet en Roemenen zijn dol op complottheorieën...).”
[© MN, ‘Les jours de l’âme’.
Schilderij “Yin Yang” by Asha Menghrajani.
Het waardevolle boekje van Andries Baart “Van bewegen naar bewogenheid” is te
bestellen bij uitgeverij SWP, kost € 9,50.]
zaterdag, januari 14, 2012
"We lachen wel, maar eigenlijk is het huilen", zei meneer Buis
Dagboek
Het is een luxe ambiance, Merlinde, maar vooral rijk aan gastvrijheid, vriendelijkheid en behulpzaamheid. Uit het oogpunt van werkelijke aandacht bleek de rooksalon een onmisbaar, zinvol ontmoetingspunt. “Het is een ernstige zaak hierzo, ja, alles wat we hier doen gaat in rook op”, zei de 89-jarige meneer Buis, een lichte Drum draaiend. Tussendoor stak hij een ouderwetse Caballero op. “Niet alles meneer Buis, wat we elkaar vertellen, wordt niet makkelijk vergeten.” We zullen elkaar missen, evenals Jeanne-Marie en mevrouw Post en nog enkele anderen.
Veel gasten zijn herstellende van een invasieve behandeling of in afwachting van bijvoorbeeld plaats in een verzorgingshuis. Paramedische hulpverleners komen en gaan vanuit het belendende pand, het St. Elisabeth Verzorgingshuis, dé overlevingszegel van het uit 1892 daterende gebouw, van gemeentelijk ziekenhuis naar riant hotel. Het is een carrévormig gebouw met een zeer grote binnenplaats, ideaal in de zomer of tijdens de laatste oktobermaand.
Moet ik mijn leven telkens weer bijstellen? De pijn lokt in mij de grootste twijfel. Zoals ik nu ben, al zolang achtereen, denk ik dat het de laatste keer is geweest. Ik noem dit reële somberheid. Hopelijk blijft Wittgenstein in mijn gedachten. Bij behaaglijk buitenweer en een veel betere pijnbestrijding verandert het radicaal, keren we zo weer terug naar de plaats die ook nu van goud is in ons hart. En Marieke is de mens met de mooiste en sterkste liefde, zonder haar is niets meer mogelijk of leefbaar.
Vrijdag, 13 januari
Wij, twee reizigers uit Doetinchem, waren halverwege deze
middag weer thuis. We hebben tijdens vierenhalve dag veel mensen ontmoet die we
zullen missen, veel tragische verhalen gehoord, veel sympathie ondervonden en
relatief zorgeloos geleefd. Zelf ben ik geen ogenblik ontkomen aan de geseling
door de ‘bekende duivel’, zodat ik er met heel gemengde gevoelens op terugkijk.Het is een luxe ambiance, Merlinde, maar vooral rijk aan gastvrijheid, vriendelijkheid en behulpzaamheid. Uit het oogpunt van werkelijke aandacht bleek de rooksalon een onmisbaar, zinvol ontmoetingspunt. “Het is een ernstige zaak hierzo, ja, alles wat we hier doen gaat in rook op”, zei de 89-jarige meneer Buis, een lichte Drum draaiend. Tussendoor stak hij een ouderwetse Caballero op. “Niet alles meneer Buis, wat we elkaar vertellen, wordt niet makkelijk vergeten.” We zullen elkaar missen, evenals Jeanne-Marie en mevrouw Post en nog enkele anderen.
Zaterdag, 14 januari
Het is gauw weer vanzelf dat je thuis zit maar met je
gedachten nog twee uur autorijden hier vandaan. Het is slechts een week, maar
met de gezichten, de verhalen en de emoties zijn we duurzaam verbonden. En zo’n
rookfaciliteit, waar tevoren menig zorghotel me om uitlachte wanneer ik er naar
informeerde, is van grote betekenis. (Enige bezwaar is dat het echt een
pijpenlaatje is.) Andere hotels zwijgen over het thema, maar zeggen evengoed,
‘bij ons kunt u uw vertrouwde levensstijl volledig voortzetten’. Dat is niet
waar voor wie rookt, die moet onder alle weersomstandigheden zijn jas aan en
naar buiten, met enig geluk nog onder de dakgoot, maar vaker staat er een bord:
‘roken toegestaan buiten een straal van 50 meter’. Een mevrouw deed aan de
telefoon zo minzaam, dat ik zei, “U doet alsof ik uit de hel kom, maar weet u,
dan blijf ik liever in de hel waar ik woon.”Veel gasten zijn herstellende van een invasieve behandeling of in afwachting van bijvoorbeeld plaats in een verzorgingshuis. Paramedische hulpverleners komen en gaan vanuit het belendende pand, het St. Elisabeth Verzorgingshuis, dé overlevingszegel van het uit 1892 daterende gebouw, van gemeentelijk ziekenhuis naar riant hotel. Het is een carrévormig gebouw met een zeer grote binnenplaats, ideaal in de zomer of tijdens de laatste oktobermaand.
Moet ik mijn leven telkens weer bijstellen? De pijn lokt in mij de grootste twijfel. Zoals ik nu ben, al zolang achtereen, denk ik dat het de laatste keer is geweest. Ik noem dit reële somberheid. Hopelijk blijft Wittgenstein in mijn gedachten. Bij behaaglijk buitenweer en een veel betere pijnbestrijding verandert het radicaal, keren we zo weer terug naar de plaats die ook nu van goud is in ons hart. En Marieke is de mens met de mooiste en sterkste liefde, zonder haar is niets meer mogelijk of leefbaar.
[© MN, ‘Les jours de l’âme’,
bij het schilderij “De reizigers” van Hanita Kooistra.]
zaterdag, januari 07, 2012
Wittgenstein, mijn stuurman
Dagboek
Oudejaarsdag, zaterdag
Afgelopen donderdag ging het heel beroerd met me, ik zat aan
de grond. De gedachte aan onveranderlijkheid rees genadeloos, voelde
hardvochtig en onverdraaglijk en ondanks de veiligheid van Marieke voelde het
alsof mijn lippen met zwijgen waren dichtgenaaid. Er zou niets meer te
verwachten zijn, ik kon alleen nog meer één worden met het landschap.Sinds gisteren leeft het tegendeel. De pijnen zijn mild. Zodra het woord ‘gelukkig’ valt, fluister ik de definitie van geluk door Wittgenstein, laat hij mijn dagelijkse houding maar aansturen want ik kan niet anders dan het beamen en het blijft dringend noodzakelijk.
We hebben het ‘oude’ vakantieplan uit de la gehaald en ik heb vanmorgen meteen gebeld. De tweede week van januari gaan we naar zorghotel Merlinde in Breda. O wat ben ik hier blij mee, gelukkig zelfs. We zien er beiden naar uit. Mijn laatste vakantie dateert van september 2007, toen we in Corneillan waren, vlakbij Lourdes, samen met de uilen in the middle of nowhere. Hoogtepunt was de stranddag bij Mimizan aan de Atlantische oceaan.
Mijn innerlijke bruid nabij, dit is het weekend van de eenheid.
Nieuwjaarsdag
Een grijze, druilerige dag. Het lijkt wel of de jongeren
massaal binnen moeten blijven want het is doodstil want het vuurwerk is heus
nog niet op. Mijn hoofd wankelt en beeft. Ik ben zo gelukkig dat Marieke weer
thuis is en dat we er naar uitzien op vakantie gaan. Ik zie ook steeds het
gezicht van Jaap, een oud-Indiëganger hier op de gang, tegen wie rond kerst is
gezegd dat hij nog maar kort te leven heeft. Hij heeft opvallend grote ogen.
Eind van de week gaat hij met Atie naar een van de Caribische eilanden waar
zijn zoon woont. Ik heb (hopelijk) een mooie kaart geschreven.De pijn is helaas op volle sterkte teruggekeerd.
Ik ben trots op Enno, dat zijn strategie hem uiteindelijk,
met zijdelingse hulp van een aantal referenten, definitief naar uitgeverij
Xanten heeft gebracht en dat nog deze winter een fraai in linnen gebonden boek
verschijnt van wijlen Paul Baduin, Avondland-Essays.
Voor een uitgeefster, in wie ik intuïtief meer vertrouwen stelde dan in
Lemniscaat, die met dit boek voor het éérst haar bedrijf in de wereld zet, moét
dit een succes mogen worden.
Maandag, 2 januari
2012
In de morgenstond reeds, ‘rijst uit uw bed, jij kleine
dichter, wees niet verbaasd over al dat u niet weet.’ Marieke is nog boven,
maar ik kan me geen leven meer voorstellen zonder haar.Laat het leven, het licht en de liefde toch zegevieren, sprankelen als een fontein, maar soms voel ik me onwaardig deze grootse liefde te mogen leven. Marieke is een talentvolle, begaafde en toegewijde vrouw aan wie ik zo weinig heb te bieden, niet meer dan de confrontatie met telkens dezelfde onmacht. Laat ik hiermee ophouden, alsof zieken hun waardigheid kwijt zijn, dat is niet wat ik bedoel. Houd het nou maar bij Wittgenstein, dan kom je veel verder, En blijf alert, blijf doen wat je kunt en laat wat je teveel is.
Ik heb een abonnement genomen op de zaterdageditie van Trouw, dan is er ook de boekenbijlage, maar op alle andere dagen heb ik digitaal toegang tot de krant. Overige zaken nu eindelijk ook afgewikkeld, zoals KPN, Online en zorgverzekering.
Wat zijn de wolken weer fascinerend gegroepeerd. Boven de witte bergen een smalle strook lucht van het lichtste roze, daarboven donkergrijze sneeuwwolken, en alleen die zijn in beweging.
Het is 18u30: de midwinterhoorn wordt bespeeld. Het blijft een unieke traditie die doorgaat tot en met 6 januari; vermoedelijk heet het de adventstijd. Wat het ook is dat je niet weet, je hebt het allemaal in huis. Ja, in de adventstijd, d’olde roop (de oude roep). “Het is een licht gebogen hoorn van berken-, elzen of wilgenhout, op ambachtelijke manier gemaakt met een mondstuk, de hap, van vlierhout meestal, waarop een monotone melodie wordt geblazen, soms boven een waterput om het geluid te versterken. Men blaast meestal als het schemert. Het geluid draagt ver, wie het eenmaal gehoord heeft vergeet het nooit meer. Het is vooral in de schemering een stemmig geluid.
Het gebruik zou volgens een algemeen verbreide opinie zijn oorsprong vinden in de Germaanse joelfeesten, de feesten die zich afspeelden rond de midwinter- zonnewende ( 21 december). Volkskundigen zijn tegenwoordig algemeen van mening dat het midwinterhoornblazen een 'verzonnen traditie' is, een bedenksel uit de negentiende of vroege twintigste eeuw die voorheen niet tot het Oost-Nederlands cultuurgoed behoorde.” (Wikipedia)
De pijn is ondraaglijk.
Dinsdag, 3 januari
Het stormt, zowel buiten als binnen. De email van mijn
huisarts is bedroevend. Hij gaat volkomen langs mijn vragen heen, neemt me
kennelijk niet serieus. Een paar uur later meldt hij te zullen proberen aan te
komen. Het zijn de pijn en de innerlijke ongerustheid die me parten spelen. Ik leef op de bodem van verdriet. Gaan we nu weer een heel jaar tobben? Mag ik nu eindelijk eens in blijmoedige liefde met Marieke leven? Onze liefde is ons meer dan menens, is onontkoombaar maar zit vast aan dit lijden dat een zware wissel trekt op haar leven. In die zin kan ik me ook goed voorstellen dat sommige familieleden helemaal niet blij zijn met mijn plaats in haar leven of met haar keuze voor mij. “Het leven is niet per se leuk, het is vooral lijden, - en liefde is een zwaar beroep”, schreef Rogi Wieg.
Atie en Jaap waren vanmiddag een uurtje hier. Het ging vooral gedetailleerd over zijn korte ziektegeschiedenis, kanker in de nieren en zijn lijf als een tuin vol uitzaaiingen. “Ja moet het zien als een gegeven, het komt alleen wat vroeger dan je had gehoopt. Jouw citaat van Wittgenstein spreekt me erg aan, je moet het aanvaarden, dan ben je het beste af.”
Na het eten krant lezen en voor de was zorgen, vervolgens duwt de pijn me zo het bed in.
Vrijdag, 6 januari
Niet gewekt door wekker of wind, niet door paardenhoeven
maar door het geloei van onze vier Hooglanders. Hun koningskoppen afgewend van
de wind. Het was nog niet eens echt licht, 7u15. Gisteravond woei het ook zo
hard, ik luisterde naar de wind, hoorde de stem van de zee, die riep me toe
over de herinnering aan het strand van Vlieland waar we in de beginjaren zestig
enkele zomers op vakantie waren in Huize Eureka. Ik zag de kleine huismeester,
meneer Katoen, altijd in hetzelfde roodgeruite overhemd, de broek door bretels opgehouden.
Een enkele maal nam hij het alpinopetje van zijn hoofd, krabde zich over zijn
kale schedel en sloeg het petje, dat vanwege de vettigheid in vorm bleef,
behendig weer terug. O Vlieland/ eiland van mijn jeugd/ eiland van de wind/ O
eiland Vlieland/ Uw duinen waren mijn schamele kleding/ een zomertijd lang
leefde ik van al uw bekoringen/ Ik bewaar u in mijn eigen tijd/ Ik ben, evenals
Vasalis, “een oceaan van het wachten”.Het was een aparte week. Marieke had telkens zo’n pijn aan haar hielspoor, was druk en moe. Er was van alles te regelen voor de ziekenhuisopname eind van de maand. Geen minuut is ze niet ergens in mijn gedachten. De huisarts had geen tijd mij te bezoeken. De pijn is even bar en lijkt zich te vermeerderen, of eigenlijk, tegelijkertijd te verplaatsen naar waar eerst van pijn geen sprake was. De innerlijke ongerustheid neemt toe en het lukt me niet erboven te staan, zo indringend.
Ik leef in de weelde van liefde, slaap onder satijn en houd de gedachte van Wittgenstein dicht bij me.
[© MN, ‘Les jours de l’âme’. Het
schilderij, dat een foto zou kunnen zijn, “Mother and child” by Shahrad
Malekfazeli, een van de groep befaamde Iraanse realisten. Geboren in 1975 in
Teheran, als kind al gefascineerd door de schilderkunst, kreeg les van de grootste,
de meester der realisten, Morteza Katouzian.]