schelen
Vertalingen
schelen
abweichen, differieren, ermangeln, fehlen, mangeln, sich unterscheidendiffer, ail, bedifferent, belacking, bemissingdifférer, manquer, être différent, avoirdeclinare, distinquerepéčehoito (ˈsxelə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd scheelde , voltooid deelwoord heeft gescheeld
1. verschillend zijn in een bepaald opzicht Mijn vader en moeder schelen acht jaar (in leeftijd).
het maakt een groot verschil
bijna was... gebeurd Het had maar een haar gescheeld of hij was verdronken.
het maakt een groot verschil
bijna was... gebeurd Het had maar een haar gescheeld of hij was verdronken.
2. het laat me onverschillig
3. niet in orde zijn Je kijkt zo treurig; wat scheelt eraan?
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.