huiken

From Wiktionary, the free dictionary
Archived revision by MewBot (talk | contribs) as of 16:18, 7 March 2013.
Jump to navigation Jump to search

Dutch

Noun

Lua error: Parameter 2 is required.

  1. Template:nl-noun-form

Verb

huiken

  1. Template:archaic to squat, to bend (through the knees)
    1802 Hij huikt van zwaren last --Weiland. Nederduitsch taalkundig woordenboek.
    He bent under a heavy weight.

Conjugation

Conjugation of huiken (weak)
infinitive huiken
past singular huikte
past participle gehuikt
infinitive huiken
gerund huiken n
present tense past tense
1st person singular huik huikte
2nd person sing. (jij) huikt, huik2 huikte
2nd person sing. (u) huikt huikte
2nd person sing. (gij) huikt huikte
3rd person singular huikt huikte
plural huiken huikten
subjunctive sing.1 huike huikte
subjunctive plur.1 huiken huikten
imperative sing. huik
imperative plur.1 huikt
participles huikend gehuikt
1) Archaic. 2) In case of inversion.