Caminantes... Ayacucho

compositie van Luigi Nono

Caminantes... Ayacucho is een compositie van Luigi Nono. Nono schreef het werk gedurende 1986 en 1987 als (laatste) onderdeel van een drieluik, waarvan de andere delen No hay caminos, hay que caminar... Andrej Tarkovskij en Hay que caminar sognando heten. Als basis voor de muzikale trilogie dient een geschrift op een muur nabij een klooster in Toledo: Caminante no hay caminosa. Hay que caminar (Voetganger, er is geen weg, toch moet je lopen). Het drieluik was zijn laatste voltooide werk voor grote bezetting.

Caminantes …Ayacucho
Giordano Bruno
Giordano Bruno
Componist Luigi Nono
Compositiedatum 1986-1987
Première 25 april 1987
Duur 34 minuten
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Nono bracht in dit werk een aantal inspiratiebronnen bijeen om uiteindelijk tot een onrustige en onrustbarend resultaat te komen:

Caminates... Ayacucho bestaat uit slechts één deel, maar regelmatig vallen langdurige generale pauzes. Dit beeld wordt nog versterkt door een tape op de achtergrond, die soms zo pianissimo is afgesteld, dat men nauwelijks weet of de gehoorde muziek er daadwerkelijk is of een door de hersenen gefantaseerde weerslag is van de voorafgaande muziek.

Orkestratie

bewerken

Een ongebruikelijke samenstelling aan musici is nodig voor dit werk:

De instrumentalisten zijn verdeeld in drie groepen.

Zangtekst

bewerken
  • Caminante, son tus huelles
  • al camino y nada más
  • caminate no hay camino
  • se hace camino al andar.
  • Al ander se hace camino
  • y al volver la vista atrás
  • se ve la senda qua nunca
  • se ha de volver a pisar
  • Caminante no hay camino
  • sino estals en la mar.

Sfeertekening

bewerken

De onrust van dit werk begint direct. Een slag op de grote trom gevolgd door een lange toon in de contrabassen geeft hoe pianissimo ook gespeeld het werk meteen een spanning mee, zodra het in gang wordt gezet. Dit motief wordt direct herhaald en van dat moment is het een komen en gaan van gewelddadige muziek als teken van opstand en rustige, zelfs hemelse fragmenten zoals de polyfone gezangen en quasi-solo's van harpen. Los van dat alles bewegen zich de mezzosopraan, de basfluit, de orgelgeluiden en de tape. Daarbij is de basdwarsfluit een instrument dat zeer moeilijk aanspeelt en het geeft hier een soort zoevend geluid, geruis. De muzikale uitbarstingen van opstand worden met name verzorgd door het slagwerk, waarbij grote trom en pauken voor een enorme dreiging zorgen. In aanvulling daarop zitten er in het werk constant dissonanten, die de polyfone stemming "verpesten". Op 25 minuten vanaf het begin zijn de dissonanten zo schraal en fortissimo gespeeld, dat ze pijn doen aan de oren. Na deze slag komt de compositie in rustiger vaarwater, maar dreiging blijft aanwezig.

Het uiteindelijke resultaat is vergelijkbaar met werken van Salvatore Sciarrino, meester in stiltes en geruis vanuit het orkest; de partij van de basdwarsfluit doet direct aan werken van hem denken. Een ander werk, dat in gedachten opkomt is Uaxuctum van Giacinto Scelsi, die vanuit het niets een enorme spanning wist op te bouwen, gebaseerd op een muzikaal bezoek aan een spookstad. Dat gevoel geeft Caminantes ook. Het is alsof je op een slagveld loopt, dat geheel omgeven is door een zeer dichte mist. Flarden van de strijd, strijdkreten, lijken en tegelijkertijd de hemelse schoonheid van het Andesgebergte zorgen dat de fantasie op hol slaat.

Première

bewerken

De eerste uitvoering vond plaats in München met

Discografie

bewerken

Bronnen

bewerken