In Frankrijk mocht Kel Carruthers met zijn fabrieks-Aermacchi Ala d'Oro 382 één ronde aan de leiding rijden. Toen begon het hevig te regenen en Giacomo Agostini nam de leiding over om iedereen weer op minstens 1 ronde te rijden. In de vierde ronde slipte Carruthers en Angelo Bergamonti (Paton) en Percy Tait (fabrieks Triumph) vochten om de tweede plaats. Tait viel uit door een klemmende gasschuif en problemen met de schijfrem in zijn achterwiel en even later viel Bergamonti ook uit. Dat opende mogelijkheden voor enkele "oude" Britse eencilinders: Karl Auer nam de tweede plaats over met een Matchless G50 en achter hem reed een groepje met Godfrey Nash (Norton Manx), Theo Louwes (Norton Manx) en Billie Nelson met een tweecilinder Paton. Nelson wist de tweede plaats van Auer over te nemen toen het droger werd en hij het vermogen van de tweecilinder beter kon benutten. Louwes werd vierde.
In Frankrijk nam Santiago Herrero in de derde ronde de leiding en stond die niet meer af. De strijd om de tweede plaats ging tussen Heinz Rosner (MZ), Rodney Gould (Yamaha) en Walter Villa, die Renzo Pasolini (herstellende van een sleutelbeenbreuk) verving en daarom een viercilinder Benelli had. Villa miste in de 13e ronde een bocht en viel even later uit met een defecte versnellingsbak, en uiteindelijk kreeg ook Gould versnellingsproblemen. Hij miste de 3e versnelling maar wist met veel handigheid toch voor Rosner te blijven. Drie ronden voor het einde brandde Rosner een gat in een zuiger en viel uit. Het gevecht om de derde plaats werd gewonnen door Kent Andersson.
In Frankrijk vielen veel coureurs uit, en vooral de allersnelsten. Dieter Braun en Cees van Dongen namen na de start de leiding. Dave Simmonds startte heel slecht met zijn ex-fabrieks-Kawasaki. Van Dongen begon weg te lopen en Simmonds passeerde in de zesde ronde Braun, die uiteindelijk met motorpech uitviel. In de 12e ronde viel van Dongen ook uit en kwam Simmonds op kop te liggen. Zijn machine begon op één cilinder te lopen en hij moest de pit in om bougies te wisselen. Daarvan profiteerde Bo Granath die een prototypeYamaha YZ 623 tweecilinder had. Achter hem reden Heinz Rosner (MZ), Jean Auréal (prototype Yamaha) en Börje Jansson (Maico). Jansson viel in de 20e ronde en Rosner nam de kop van Granath over, maar Granath viel met een gebroken krukas uit en hetzelfde overkwam Rosner twee ronden later. Op die manier kón Auréal niet meer verliezen, hij had op de finish meer dan een minuut voorsprong op tweede man Dave Simmonds. Ginger Molloy (Bultaco) werd derde. Auréal was de eerste Franse GP-winnaar sinds Pierre Monneret in 1954.
Op het Circuit Bugatti in Frankrijk was Aalt Toersen alweer als snelste weg op de net opgedroogde baan. Hij nam meteen 300 meter voorsprong op Ángel Nieto die hem ook niet meer kon bijhalen. Toersen won zijn derde race op rij. Jan de Vries vocht om de derde plaats met Barry Smith, maar viel met een gebroken zuiger uit. Smith was bijna zeker van de derde plaats, tot zijn motor begon over te slaan en Gilberto Parlotti (Tomos) hem voorbij ging. Die moest door benzinetekort vertragen waardoor Paul Lodewijkx derde werd. Parlotti werd toch nog vierde.
In Frankrijk experimenteerde Klaus Enders tijdens de trainingen met brandstofinjectie, maar in de race had hij weer carburateurs gemonteerd. Hij vocht vijftien ronden met Helmut Fath om de leiding, maar viel toen uit met een gebroken zuiger. Fath won met ruim een minuut voorsprong op Auerbacher/Hahn en Schauzu/Schneider.