Men gebruikt roepletters (Engels: call sign) om zich in de radiotelegrafie en radiotelefonie te kunnen identificeren.

De roepletters van het amateurstation aan boord van het stoomschip Rotterdam van de Holland-Amerika Lijn uit 1959[1]

Zendfrequentiegebruik

bewerken

Roepletters bestaan uit 1 tot 3 letters en/of cijfers (het prefix; voor Nederland: PA t/m PI; voor België ON t/m OT), gevolgd door minimaal één en maximaal drie letters, of vier cijfers (het suffix). Roepletters in Nederland werden tot voor kort toegewezen door het Agentschap Telecom en in België door het BIPT, maar mogen nu (binnen bepaalde grenzen) door de zendamateur zelf worden gekozen. Er mag geen spatie in de roepnaam voorkomen.

Om roepletters te verkrijgen moet men in het bezit zijn van een licentie als radiozendamateur, of voor maritieme radiocommunicatie (marifoon). Met een licentie kan vervolgens een Call (de roepletters) worden aangevraagd voor een bepaalde zendinstallatie.

Uit het Nederlandse prefix valt af te leiden over welk type registratie de zendamateur beschikt:

  • Begint het prefix met PD, dan beschikt de zendamateur in kwestie over een zogenaamde N-registratie, waarmee gebruik van een beperkt aantal frequenties en vermogen is toegestaan. Voorbeeld: PD0AC.
  • Begint het prefix met PA, PB, PC, PE, PF, PG of PH, dan beschikt een zendamateur over een F-registratie, die toegang geeft tot alle toegewezen frequenties en met grotere zendvermogens tot maximaal 400 watt. Voorbeeld: PA0LEZ.
  • Indien het prefix bestaat uit de letters PI, dan wil dit zeggen dat de roepnaam gereserveerd is voor specifieke doeleinden, experimenten, onderwijs, vergunningen e.d.
  • Als het cijfer na het prefix een 6 is binnen de prefixen PA t/m PH, dan wil dit zeggen dat het een call is voor bijzondere amateurevenementen.
  • Als de roepnaam begint met PJ, dan is deze geregistreerd in Caribisch Nederland. Voor Aruba begint de roepnaam met P4.

Belgische stations hebben een prefix vanaf ON tot en met OT, al wordt meestal ON gebruikt.

  • ON1-roeptekens werden tot midden 2003 uitgereikt aan radioamateurs die geen telegrafie-examen (Morse-code) aflegden en daardoor alleen toegang hadden tot de VHF-banden of hoger. Sedertdien heeft deze categorie een ON4-8-roepteken kunnen aanvragen waardoor ze mits ze een kleine toeslag betaalt nu ook de HF-banden mag uitzenden. Sinds 15 september 2010 is het ON1-roepteken volledig gelijkgesteld aan een ON4-8-roepteken, en staat daarnaast ook open voor (nieuwe) HAREC- vergunninghouders.
  • ON2-roeptekens werden tot september 2005 gegeven aan personen die in een vereenvoudigd technisch examen slaagden, waardoor ze toegang kregen tot de VHF- en UHF-banden.
  • ON3: Sedert 1 september 2005 is er een nieuwe vergunning voor 'nieuwkomers' ingevoerd, de 'Basisvergunning'. De houders van die vergunning krijgen een ON3-roepteken. Na het Verenigd Koninkrijk was België het tweede land om dit te doen. Het vereenvoudigde examen bij het BIPT is nu ook aangevuld door een praktische proef die kan worden afgenomen door de erkende verenigingen. Met een beperkt zendvermogen heeft een ON3 toegang tot alle kortegolfbanden, 6 meter-, 2 meter- en 70cm-band.
    • Het maximaal vermogen is 50 watt op de kortegolfbanden en 6 meter en op 2 meter en 70 cm.
    • ON3's hebben geen toelating om zelf zenders te bouwen of wijzigingen aan commerciële apparatuur aan te brengen.
  • ON4 tot en met ON8: roepnamen gegeven aan de houders van een HAREC-vergunning. Voor hen zijn er het minste beperkingen.
  • ON9-roepnamen voorbehouden voor buitenlanders, woonachtig in België.
  • ON0 zijn de niet bemande, automatische stations zoals steunzenders/repeaters voor spraak, bakenstations of packet-radio/APRS-knooppunten.

Uit de roepnamen kan men niet afleiden wat de taal van de vergunninghouder is noch waar het station is opgesteld.

Het suffix, de laatste letter(s), mag niet bestaan uit de letters SOS of de lettercombinaties QOA t/m QUZ. Dat laatste om verwarring met de Q-code te voorkomen.

Buitenland

bewerken

In sommige landen, zoals de Verenigde Staten, worden de roepletters ook door radio- en televisie-omroepstations gebruikt om zichzelf te identificeren voor de luisteraars. Omroepstations ten westen van de Mississippi hebben een roepnaam, die begint met de letter "K". Ten oosten van de Mississippi beginnen de roepnamen met de letter "W".

Omroepstations moeten in de buurt van elk heel uur hun roepletters noemen, en ze worden daar door de firma Arbitron ook gebruikt om de luistercijfers bij te houden. Daardoor zijn de Amerikaanse radiostations, en in mindere mate televisiestations, vaak vooral bekend bij hun roepletters.

Luchtvaart

bewerken

Het gebruik van roepletters in de luchtvaart hangt af van het soort vliegoperatie, en of het radiocontact wordt geïnitieerd door een vliegtuig of een grondstation.

In de meeste landen identificeren particuliere vliegtuigen zich met roepletters, die overeenkomen met de vliegtuigregistratie (ook het staartnummer genoemd). De vliegtuigregistratie bestaat uit een prefix dat aangeeft in welk land het vliegtuig geregistreerd is, gevolgd door een unieke combinatie van letters/cijfers (voor Nederland is dat "PH" (Pays Bas en Holland), gevolgd door drie letters bij motorvliegtuigen, of cijfers bij overige luchtvaartuigen). Voor het uitspreken van de radioroepnaam wordt het ICAO-spellingsalfabet gebruikt. Voorbeeld: een vliegtuig met de registratie PH-ARG meldt zich met "pappa hotel alpha romeo golf".

Commerciële luchtvaartmaatschappijen gebruiken een speciale drieletterige maatschappijcode die bij de International Civil Aviation Organization (ICAO) is geregistreerd[2] en in combinatie met een vluchtnummer wordt gebruikt. Zo gebruikt een vlucht van de KLM met vluchtnummer '838' de roepnaam "KLM eight three eight" (ICAO-aanduiding: KLM838). De radioroepnaam komt niet altijd overeen met de drielettercode en/of de naam van de maatschappij: zo is de radioroepnaam van Brussels Airlines "Bee-line" (drielettercode: BEL), South African Airways "Springbok" (drielettercode: SAA), China Airlines "Dynasty" (drielettercode: CAL), Aer Lingus "Shamrock" (drielettercode: EIN) en van British Airways "Speedbird" (drielettercode: BAW).

Op vliegtickets en op de borden met vertrek- en aankomsttijden in luchthaventerminals worden IATA-vluchtnummers gebruikt die afwijken van bovengenoemde ICAO-aanduidingen.

Grondstations identificeren zich met de naam en functie van het station, zoals "Schiphol Tower" voor de verkeerstoren, of "Amsterdam Radar" voor de luchtverkeersleiding op grotere hoogte.

Toevoeging categorie zogturbulentie

bewerken

In radiocommunicatie in de luchtvaart kan aan de radioroepnaam de postfix heavy of super worden toegevoegd om aan te geven dat het een vliegtuigtype betreft met een maximum toegestaan startgewicht van 136.000 kg of meer, waardoor het krachtige zogturbulentie kan veroorzaken (voorbeeld: "Speedbird seven five heavy"). Anno 2015 vallen alleen de Airbus A380 en Antonov An-225 in de allerhoogste klasse, en gebruiken daarom de toevoeging "super".

Militaire luchtvaart

bewerken

In de militaire luchtvaart worden "codenamen" (Engels: tactical callsign) gebruikt om een vlieger tijdens de vlucht aan te duiden, om zodoende de personalia van de vlieger in kwestie niet prijs te geven.

Scheepvaart

bewerken

Ook schepen krijgen roepletters uit bovengenoemde series. Deze worden voor de Europese binnenvaart vertaald in een ATIS-code, en voor de zeevaart in een MMSI-code. Sinds de invoering van Inland-AIS wordt door daarmee uitgeruste binnenschepen van 20 meter of langer ook het MMSI-signaal gebruikt om de transponder te identificeren. Deze codes worden automatisch meegezonden bij een uitzending. In de scheepvaart wordt voor binnen- en kustvaart gebruikgemaakt van de marifoon (VHF); verder van land kan ook gebruikgemaakt worden van middengolf (MF) of korte golf (HF). De Internationale Telecommunicatie-unie maakt de roepletters van schepen bekend in een openbare database.[3]

Lijst van roepletters per land

bewerken
Roepletters
bewerken
Zie de categorie Call sign van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.