ast
  • ast
enkelvoud meervoud
naamwoord ast asten
verkleinwoord astje astjes

de astm [3] [4]

  1. (verouderd) geperforeerde verwarmde vloer in een bierbrouwerij
27 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[5]


  • ast
Naar frequentie 51927
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ast - - - - - -
o enkelvoud ast
meervoud aste
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
aste - - - - - -

ast

  1. gegist, opgezwollen, gerezen
  2. gelawaaid, gerumoerd
  3. gestreefd, zich aangespannen

har ast

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ase

ast

  1. voltooid (verleden) deelwoord van ase


  • Afgeleid van het Proto-Germaanse woord *astaz

pnt, m

  1. tak, twijg


  • Afgeleid van het Proto-Germaanse woord *astaz

pn, m

  1. tak, twijg