toho
toho
- die; mannelijk bezield genitief enkelvoud van tón
- die; mannelijk onbezield genitief enkelvoud van tón
- dat; onzijdig genitief enkelvoud van tón
- die; mannelijk bezield accusatief enkelvoud van tón
toho
- IPA: /tɔɦɔ/
toho
- genitief bezield mannelijk enkelvoud van ten
- genitief onbezield mannelijk enkelvoud van ten
- genitief onzijdig enkelvoud van ten
- accusatief bezield mannelijk enkelvoud van ten
- to·ho
toho