Naar inhoud springen

Josef Thorak

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Addbot (overleg | bijdragen) op 15 apr 2013 om 09:06. (Robot: Verplaatsing van 1 interwikilinks. Deze staan nu op Wikidata onder d:q686396)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Josef Thorak
Güvenpark Anıtı
Güvenpark Anıtı
Persoonsgegevens
Geboren 7 februari 1889
Overleden 26 februari 1952
Geboorteland Oostenrijk
Beroep(en) Beeldhouwer, medailleur
Oriënterende gegevens
Stijl(en) Monumentale beeldhouwkunst
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Josef Thorak (Salzburg, 7 februari 1889 - Schloss Hartmannsberg (Bad Endorf), 26 februari 1952) was een Oostenrijks beeldhouwer en medailleur. Thorak was met Arno Breker een van de grote beeldhouwers in nazi-Duitsland.

Leven en werk

Thorak leerde pottenbakken van zijn vader. Hij studeerde aan de Weense academie en vanaf 1915 aan de Preußische Akademie für bildenden Künste in Berlijn. Hij was leerling van onder anderen Hugo Lederer.

Thorak werkte in zijn beginperiode vooral met was, brons was te duur.[1] In 1928 won hij de staatsprijs van de Berlijnse academie. Hij maakte in dat jaar onder meer beeldhouwwerk voor de Palmensaal, een balzaal, van Haus Vaterland aan de Potsdamer Platz in Berlijn.

In de jaren dertig maakte hij een aantal werken voor Turkije, waaronder een bevrijdingsmonument in Eskişehir en reliëfs voor een monument ter ere van Mustafa Kemal Atatürk. Vanaf 1932 was Thoraks buurman, de bokser Max Schmeling, een van zijn modellen. Hij werd vereeuwigd in een van de beelden voor het Berlijnse Olympiastadion.

In dienst van het nationaalsocialisme

De Machtergreifung in 1933 markeert een omkeer in Thoraks leven. Zijn werk stond sindsdien in het teken van het nationaalsocialisme. Hij scheidde van zijn Joodse vrouw, zij vertrok met hun zoon naar Engeland. Thorak was een van de ondertekenaars van de Aufruf der Kulturschaffenden, die in 1934 in de Völkischer Beobachter verscheen en waarin steun werd betuigd aan de Führer. Een dag later was Adolf Hitler naast rijkskanselier ook rijkspresident.

In het voorjaar van 1936 verbleef Thorak op uitnodiging van Hitler een aantal dagen op de Obersalzberg, het leverde hem talrijke opdrachten op.[2] Voor de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs maakte Thorak een beeldengroep ter ere van Hitler. In dat jaar werd hij benoemd tot professor aan de Academie van München. In 1938 werd een 17 meter hoog atelier voor hem gebouwd in Baldham, bij München, speciaal voor zijn meer dan manshoge beelden.[3] Het atelier werd ontworpen door Albert Speer en gefinancierd vanuit de kas van de NSDAP.

Naast beeldhouwer was Thorak enige tijd artistiek raadgever voor de porseleinfabriek van de SS bij concentratiekamp Dachau. Hitler nam Thorak op op de Gottbegnadeten-Liste die hij in 1944 publiceerde en waarop kunstenaars worden vermeld die werk hebben gemaakt voor Nazi-Duitsland. Hij werd zelfs, met onder anderen Arno Breker, Georg Kolbe, vermeld bij de twaalf belangrijkste kunstenaars op de Sonderlisten. Hij wordt hier 'staatsbeeldhouwer' genoemd.

Na de oorlog

Na de oorlog leefde Thorak een teruggetrokken bestaan in Beieren. Hij kwam ongeschonden door de denazificatie. Spruchkammer München sprak hem in mei 1948 vrij als "nicht betroffen". Twee beroepszaken, in 1949 en 1951, gaven dezelfde uitkomst. In 1950 werd in Salzburg een tentoonstelling gehouden van zijn werk.

Thorak overleed in 1952, op 63-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het St. Petersfriedhof in Salzburg. In deze stad werd een straat naar hem vernoemd.

Enkele werken

Fotogalerij

Zie de categorie Josef Thorak van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.