Naar inhoud springen

Bladvorm

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zie Blad (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Blad.

Onder bladvorm verstaat men de globale omtrek, bladoppervlak, bladrand, bladtop, bladvoet, bladsteel, mate van insnijding, nervatuur en samengesteldheid van de bladeren van zaadplanten: kruidachtige planten, struiken, loofbomen en naaldbomen. De bladeren hebben een grote verscheidenheid aan vormen, waarvoor een uitgebreide terminologie is ontwikkeld. De terminologie wordt gebruikt bij de beschrijving en de determinatie van planten.

Ook zijn er bladeren die omgevormd zijn tot bloemdelen, schutbladen, steunblaadjes of bladranken. Bij sommige erwtenrassen, de zogenaamde bladloze rassen, zijn zelfs volledige bladeren omgevormd tot ranken.

De voor mossen en levermossen gebruikte terminologie om de bladvorm te beschrijven wordt hier niet behandeld.

Algemene vorm

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de beschrijving van de algemene bladvorm is de plaats van de grootste breedte van groot belang.[1] Deze grootste breedte bevindt zich in het midden, onder het midden, boven het midden, of de breedte is vrijwel overal gelijk. Ook kan bij één plant verscheidenheid in vorm van de bladschijf voorkomen: dit heet heterofyllie als het aan verschillende takken of stengels voorkomt, en het heet anisofyllie als het aan eenzelfde tak of stengel voorkomt.

Algemene vorm van de bladschijf
grootste breedte bladvorm opmerking afbeelding
in het midden cirkelrond,
orbicularis
lengte : breedte = 1:1, het blad is net zo lang als breed
ovaal, elliptisch,
ovalis, elliptica
lengte : breedte 1,5:1, het blad is 1½ tot 2 maal zo lang als breed
langwerpig,
oblonga
lengte : breedte = 2,5:1, blad is tot zeven maal lang als breed
lancetvormig,
lanceolata
lengte : breedte = 3:1 tot 5:1, het blad is aan de uiteinden versmald
lijn-lancetvormig lengte : breedte = 5:1 tot 10:1
ruitvormig,
rhomboidea
onder het midden,
(zonder lobben
aan de voet)
eirond[noot 1],
ovata
als elliptisch, maar met het breedtste deel onder het midden
driehoekig,
triangularis
gelijkbenige driehoek, de bladsteel is aan een zijde vastgehecht
deltavormig,
deltoidea, deltata
gelijkzijdige driehoek
troffelvormig, ca. ruitvormig,
trullata
omgekeerde vlieger of deltoïde
halvemaan- of waaiervormig,
lunata, lunulata, flabellata
half cirkelvormig, in de vorm van een waaier
hartvormig,
cordata
met stompe slippen aan de voet, met spitse top
niervormig,
reniformis
met stompe slippen aan de voet, kort en breed
pijlvormig,
sagittata
met spitse slippen aan de voet
spiesvormig,
hastata
met spitse slippen aan de voet, met horizontaal uitstaande slippen
geoord,
auriculata
met groot voorstuk, met horizontaal uitstaande spitse oren (kleine slippen) aan de voet
boven het midden omgekeerd-eirond,
obovata
als elliptisch, maar met het breedste deel boven het midden
spatelvormig,
spathulata
als omgekeerd-eirond, met een zich in de steel geleidelijk voortzettende schijf
omgekeerd-lancetvormig,
oblanceolata
als lancetvormig, maar met het breedste deel boven het midden
omgekeerd-driehoekig, wigvormig
cuneata
met wigvormige bladvoet
bladschijf
ǁ bladsteel
omgekeerd-hartvormig,
obcordata
met stompe slippen aan de top, bladsteel aan de spitse punt
vioolvormig,
pandurata, panduriformis
als omgekeerd-eirond, met een inbochting aan weerszijden
liervormig,
lyrata
als omgekeerd-eirond, met meerdere inbochtingen aan weerszijden
zaagvormig
runcinata
met verschillende naar de basis gerichte scherpe punten
omgekeerd-troffelvormig,
obtrullata
vlieger of deltoïde
overal gelijk lijnvormig,
linearis
dwarse doorsnede plat,
het blad is ten minste 7× zo lang als breed
naaldvormig,
acerosa
dwarse doorsnede rond, hard, met spitse top
  • naaldvormig
  • zwaardvormig
  • lintvormig
zwaardvormig,
ensiformis
dwarse doorsnede ruitvormig door verdikte middennerf
lintvormig,
taeniata, lorata
dwarse doorsnede plat, zeer lang
priemvormig,
subulata
dwarse doorsnede rond, geleidelijk dunner naar top,
of zeer smal driehoekig

Onderdelen van het blad

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de beschrijving van de bladeren en de bladvorm[noot 2] worden de verschillende onderdelen van het blad bestudeerd:

    • bebladering
    • blad (folium).
      • bladvoet (basis), bladschede (vagina)
      • bladsteel (petiolus)
      • bladschijf (lamina). Er zijn ook samengestelde bladen.
        • bladtop (apex)
        • bladnerf (nervus) en nervatuur (nervatio).
          • hoofdnerf of middennerf (costa)
          • zijnerf
          • ader (vena)
        • bladrand (margo)
        • bladmoes (chlorenchym, intervenium)
      • aanhangsels van het blad: hun vorm, hoeveelheid, plaatsing, etc.
  • Zie Bladsteel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Aan de hand van de af- of aanwezigheid van een bladsteel onderscheidt men respectievelijk zittende en gesteelde bladeren.[2]

    Typen enkelvoudige blad naar af- of aanwezigheid van een bladsteel
    bladsteel naam opmerking afbeelding
    zittend blad zittend,
    sessile
    eenvoudig ongesteeld
    stengelomvattend,
    amplexicale
    de stengel wordt door de basis van het blad min of meer omgeven
    halfstengelomvattend,
    semiamplexicale
    de basis van het blad omgeeft de stengel slechts gedeeltelijk
    rijdend,
    equitans
    bladen samengevouwen, waarbij de hogere door de lagere omgeven worden
    gesteeld aan de rand
    van de bladschijf
    bladsteel gewoon rolrond,
    teres
    bladsteel gevleugeld,
    alatus
    vlak uitgegroeid
    bladsteel aflopend,
    decurrens
    van de gevleugelde steel gaan de vleugels langs de stengel verder naar beneden
    bladsteel verbreed bladsteel is een fyllodium, meestal zonder bladschijf
    bladsteel gevoord,
    canaliculatus
    met een brede groeve aan de bovenzijde
    gesteeld in het midden
    van de bladschijf
    schildvomig,
    peltata
    bladsteel in het midden van de bladschijf van het ronde blad vastgehecht

    De bladschijf

    [bewerken | brontekst bewerken]
    naam afbeelding
    gegolfd bladoppervlak (undulatus)

    heilige lotus
    gebobbeld bladoppervlak

    savooiekool
    gekroesd bladoppervlak

    boerenkool
    behaard

    Pelargonium spec.
    geperforeerd bladoppervlak (fenestratus)


    gatenplant
    gekield (carinatus)

    gekielde bladeren
    armbloemig look

    De bladvoet (basis) is het onderste deel van de bladschijf.[3] De bladvoet bepaalt mede de algemene omtrek van het blad, zodat enkele van de termen voor de bladvoet daar al genoemd zijn.

    de bladvoet
    groep de bladvoet opmerking afbeelding
    niet vergroeid spits,
    acuta
    afgeknot,
    truncata
    bij driehoekig en deltavormig blad
    uitgeschulpt,
    emarginata
    (bladtop →
    hartvormig (en gesteeld),
    cordata
    niervormig (en gesteeld),
    reniformis
    pijlvormig (en gesteeld),
    sagittata
    spiesvormig (en gesteeld),
    hastata
    geoord (en gesteeld),
    auriculata
    stengelomvattend (en zittend),
    amplexicaule
    halfstengelomvattend (en zittend),
    semiamplexicaule
    scheef (en zittend),
    inaequalis, obliqua
    vergroeid, connata
    doorgroeid, perfoliata

    De bladrand (margo).[4]

    Randtypen
    bladrand opmerking afbeelding
    verdikt
    margo incrassatus
    ingerold
    margo involutus
    bladrand naar de bovenzijde van het blad omgerold
    teruggerold
    margo revolutus
    bladrand naar de onderzijde van het blad omgerold
    gegolfd - golvend geplooid - gekroesd
    margo undulatus
    bladrand ligt gegolfd en niet in een vlak met de bladschijf
    vlak
    margo planus

    Bladinsnijdingen

    [bewerken | brontekst bewerken]
    Met randtype gecombineerde kenmerken: insnijdingen
    type bladrand opmerking afbeelding
    Algemeen gaaf
    margo integer
    ingesneden
    margo incisus/divisus
    (onafhankelijk ingesneden of afhankelijk ingesneden)
    Onafhankelijk ingesneden onafhankelijk insnijdingen
    (zonder wijzigen de algemene bladvorm)
    • gezaagd
    • gezaagd
    • gekarteld
    • getand
    • geschulpt
    • gewimperd
    • uitgebeten
    gezaagd
    margo serratus
    uitsteeksels en insnijdingen scherp
    dubbel gezaagd
    margo biserratus
    zaagtanden nogmaals gezaagd
    geschulpt
    margo repandus, sinuatus
    uitsteeksels en insnijdingen stomp
    getand
    margo dentatus
    uitsteeksels scherp, maar insnijdingen stomp
    gekarteld
    margo crenatus
    uitsteeksels stomp, maar insnijdingen scherp
    Afhankelijk ingesneden
    folium dissectum
    afhankelijke insnijdingen
    (met wijzigen de algemene bladvorm)
    gelobd,
    folium lobatum
    Insnijdingen hoogstens tot voor het midden van de zijnerven,
    < 25%, insnijdingen tot een kwart van de zijnerf
    gespleten,
    folium fissum
    Insnijdingen tot bij het midden van de zijnerven,
    25% - 50%, insnijdingen vanaf een kwart tot de helft van de zijnerf
    • handspletig
    • veerspletig of vinspletig
    • voetvormig gespleten
    gedeeld,
    folium multifidum
    Insnijdingen verder dan het midden van de zijnerven,
    > 50%, insnijdingen vanaf de helft van de zijnerf tot bijna aan de hoofdnerf toe
    • handdelig
    • veerdelig of vindelig
    • voetvormig gedeeld


    Gelobd,
    folium lobatum
    veerlobbig - 25%, insnijdingen tot een kwart van de zijnerf

    moseik
    handlobbig - 25%, insnijdingen tot een kwart van de zijnerf

    klimop
    Gespleten,
    folium fissum
    veerspletig 25% - 50%, insnijdingen vanaf een kwart tot de helft van de zijnerf

    zomereik
    handspletig 25% - 50%, insnijdingen vanaf een kwart tot de helft van de zijnerf

    Vingerplant
    Gedeeld,
    folium multifidum
    veerdelig > 50%, insnijdingen vanaf de helft van de zijnerf tot bijna aan de hoofdnerf toe

    kleine varkenskers
    handdelig > 50%, insnijdingen vanaf de helft van de zijnerf tot bijna aan de bladsteel toe

    Rotsooievaarsbek
    Nervatuur en bladrand: Handvormig
    1. handlobbig
    2. handspletig
    3. handdelig
    Veervormig
    1. veerlobbig
    2. veerspletig
    3. veerdelig

    De vorm van de bladtop (apex) is, evenals de vorm van de bladbasis, mede bepalend voor de algemene bladvorm van de bladschijf.

    Typen enkelvoudige blad naar vorm van de bladtop (apex)
    naam latijn opmerking afbeelding
    uitgerand emarginatus aan de bladtop licht ingesneden, verkorte hoofdnerf van het blad
    afgeknot truncatus met een recht afgesneden top
    afgerond rotundatus afgerond en zonder punt, eirond
    stomp obtusus top met een stompe hoek, > 90°
    apiculaat apiculatus top uitlopend in een kort en slank uiteinde
    spits acutus top met een spitse hoek, < 90°
    toegespitst acuminatus uitlopend in een lange, geleidelijk versmallende, spitse punt
    mucronaat mucronatus abrupt eindigend in een smalle, scherpe punt als voortzetting van de middennerf
    sikkelvormig falcatus toegespitst met een sikkelvormig gebogen spitse punt
    borstel, genaald aristatus Eindigend in een starre, borstelachtige punt

    De uittredende nerf van de bladtop bij de vleesetende planten van het geslacht Nepenthes vormt de vangbeker.

    Bladnerven en nervatuur

    [bewerken | brontekst bewerken]
    Zie Nerf (blad) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    De bladnerven (nervus, mv. nervi).[5] worden gevormd door de hoofdnerf of middennerf (costa), de zijnerven (nervus lateralis, mv. nervi laterales) en de aderen (vena, mv. venae) in hun onderlinge rangschikking vormen de nervatuur.

    De hoofdnerf loopt van de bladbasis in de richting van de bladtop, en verdeelt de bladschijf in twee gewoonlijk spiegelbeeldige bladhelften. Soms zijn beide bladhelften ongelijk, bijvoorbeeld bij de iep, en spreekt men van een scheef blad, of van scheve bladvoet.

    de nervatuur nervatio, venatio
    nervatuur opmerking afbeelding
    handnervig
    folium palmatinerve
    de zijnerven ontspringen uit een punt aan de bladbasis
    veernervig of vinnervig
    folium penninerve
    de zijnerven ontspringen op verschillende hoogten van de hoofdnerf in de bladschijf
    drie-nervig
    folium triplinerve
    twee iets boven de bladvoet ontspringende zijnerven zijn vrijwel even goed ontwikkeld zijn als de hoofdnerf
    vijf-nervig
    folium quintuplinerve
    vier iets boven de bladvoet ontspringende zijnerven zijn vrijwel even goed ontwikkeld zijn als de hoofdnerf
    netnervig
    folium reticulato-venosum, retinerve
    aderen en zijnerven zijn vrijwel niet van elkaar te onderscheiden
    voetnervig
    folium pedatinerve
    rechtnervig, parallelnervig
    folium rectinerve, parallelinerve
    kromnervig
    folium curvinerve
    dichotoom, gegaffeld gelijkwaardige hoofd- en zijnerven vertakken zich herhaald in tweeën

    Samengesteld blad

    [bewerken | brontekst bewerken]
    Zie Samengesteld blad voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Een samengesteld blad is een blad waarvan de bladschijf is opgedeeld in blaadjes (soms "deelblaadjes" genoemd). De spil of hoofdas van het samengestelde blad heet de "bladspil". De blaadjes kunnen weer gesteeld of zittend zijn. Bij gesteelde blaadjes is de aanhechting aan de bladnerf soms voorzien van een meer of minder duidelijk scharnier. Bij Mimosa pudica zijn de bladen gevoelig voor aanraking en scharnieren de blaadjes in dat geval naar beneden.

    Er zijn 2 onderverdelingen: handvormig en veervormig samengestelde bladeren.

    samengesteld blad omschrijving afbeelding
    handvormig samengesteld (hier 5-tallig handvormig samengesteld) de blaadjes ontspringen vanuit een punt
    handvormig samengesteld (hier 3-tallig) met blaadjes die eveneens handvormig zijn samengesteld (hier 3-tallig), de blaadjes ontspringen vanuit een punt, met de blaadjes zelf weer handvormig zijn samengesteld
    even geveerd de blaadjes staan langs een hoofdnerf, zonder eindblaadje
    oneven geveerd de blaadjes staan langs een hoofdnerf, met eindblaadje
    dubbel geveerd de blaadjes zelf zijn op hun beurt samengesteld
    afgebroken geveerd als tussen de grote blaadjesparen kleine blaadjesparen liggen met andere woorden afwisselende jukken met grote en kleine blaadjes
    gaffelvormig vertakt (herhaald) in twee slippen verdeeld (dichtoom)

    De volgende basisvormen kunnen onderscheiden worden:

    • eentallig: het blad lijkt enkelvoudig, maar uit het bestaan van zowel een breekpunt aan de voet van de bladsteel als aan de voet van de bladschijf blijkt dat het gaat om een samengesteld blad waarvan alleen het topblaadje nog aanwezig is
    • geveerd samengesteld, bij geveerd wordt onder andere onderscheiden:
      • dubbel veerdelig
      • drievoudig veerdelig
      • viervoudig veerdelig

    Veel gespecialiseerde organen van planten kunnen afgeleid worden van bladen. Dit worden metamorfosen genoemd. Soms zijn de bladeren nog goed herkenbaar, maar in veel gevallen minder goed. Tot de geheel of gedeeltelijk vervormde bladeren behoren bladranken, bladdorens, en de tot vanginstrumenten van vleesetende planten: de bekers (ascidia) en blaasjes (utriculi).

    Voorbeelden van metamorfosen van het blad
    groep blad type metamorfose naam afbeelding
    zaadplanten (delen van) bladen van bedektzadigen bladranken Lathyrus aphaca, naakte lathyrus
    doorns Berberis vulgaris, zuurbes
    fyllodium Ruscus hypoglossum
    bolrokken Allium cepa, ui
    vallen van vleesetende planten kleefval Drosera capensis, Kaapse zonnedauw
    klapval Dionaea muscipula, venusvliegenvanger
    bekerval, ascidium Heliamphora chimantensis
    zuigval Utricularia vulgaris, groot blaasjeskruid
    onderdelen van een bloem kelkbladen (sepalen) Physalis alkekengi, echte lampionplant
    kroonbladen (petalen) Aquilegia, Akelei
    meeldraden (stamina) Nymphaea odorata, meeldraden
    vruchtbladen (carpellen) apocarp vruchtbeginsel met 3 losse vruchtbladen
    Lycopsida microfyllen stegofyllen Selaginella: strobilus
    varens macrofyllen sporofyllen Sporangiëndragend blad van Osmunda regalis, koningsvaren
    Op andere Wikimedia-projecten