Naar inhoud springen

Désiré Collen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Désiré Collen
Désiré Collen
Persoonlijke gegevens
Volledige naam Désiré José Louis Collen
Geboortedatum 21 juni 1943
Geboorteplaats Sint-Truiden
Nationaliteit Belgisch
Wetenschappelijk werk
Vakgebied Geneeskunde
Scheikunde
Onderzoek Trombose/trombolyse
Alma mater Katholieke Universiteit Leuven

Désiré José Louis baron Collen (Sint-Truiden, 21 juni 1943) is een Belgisch arts, chemicus en biotech-ondernemer.[1][2] Hij deed uiteenlopende ontdekkingen op het vlak van trombose, hemostase en vasculaire biologie. Hij verwierf vooral bekendheid vanwege zijn rol in de ontwikkeling van recombinant t-PA (rt-PA) van een laboratoriumconcept tot een levensreddend geneesmiddel.[3] Dit geneesmiddel wordt gebruikt om bloedklonters op te lossen die een acuut hartinfarct (myocardinfarct) of herseninfarct (beroerte) veroorzaken. Collen was tot zijn emeritaat in 2008 verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven). Hij was oprichter van de "D. Collen Research Foundation", thans Life Sciences Research Partners, de Private Stichting Désiré Collen Stichting en de bedrijven Thromb-X NV en ThromboGenics NV (thans Oxurion) en het investeringsfonds Fundplus NV.

Collen begon in 1961 geneeskunde te studeren aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij besloot zich toe te leggen op onderzoek, en combineerde zijn geneeskundestudie met een academische opleiding in de scheikunde. In 1968 studeerde hij af als doctor in de geneeskunde en in 1969 als licentiaat in de chemie.[1]

Halverwege 1968 werd Collen onderzoeksassistent van het NFWO in het laboratorium van Marc Verstraete. Tegelijkertijd was hij ook actief als onderzoeker in de afdeling Fysische chemie, onder leiding van professor Leo De Maeyer. Hij onderzocht er factoren die een invloed hebben op de polymerisatie van fibrinogeen tot fibrine.[4] Amper enkele maanden later al publiceerde Collen zijn eerste wetenschappelijke artikel in het tijdschrift Nature.[4]

In 1971 en 1972 werkte hij als geassocieerd onderzoeker van de National Institutes of Health aan het New York University Medical Center, onder supervisie van Alan Johnson. In 1972-1973 was hij aan de slag in het laboratorium van Birger Blombäck[5] aan het Karolinska Instituut in Stockholm als NATO Research Fellow. Na het behalen van zijn doctoraat in scheikunde aan de KU Leuven in 1974, en het volbrengen van zijn legerdienst werd Désiré Collen in 1976 aangesteld als docent aan de Faculteit Geneeskunde van de KU Leuven en als adjunct-kliniekhoofd Bloed- en Vaatziekten van de afdeling Inwendige Geneeskunde van het Universitair Ziekenhuis Leuven.[1]

Collen werkte in de tweede helft van de jaren 1970 samen met professor Alfons Billiau van het Rega Instituut op plasminogeenactivatoren afgescheiden door tumorcellen. Eind 1978 kregen ze de beschikking over de cellijn van een aan huidkanker overleden patiënte. Eerder toevallig werd ontdekt dat deze cellijn in cultuur een enzym aanmaakte met een grotere molecuulmassa en een hoge affiniteit voor fibrine. Collen zag het belang hiervan in voor het oplossen van bloedklonters en ging hiermee experimenteren op konijnen. Op 11 juni 1980 diende Collen met zijn medewerkers een octrooi in op de productie van dit recombinant t-PA. Daags nadien presenteerde hij de onderzoeksresultaten op een congres in Zweden, waar hij in contact kwam met het biotechbedrijf Genentech. Hij kwam met Genentech overeen dat zij het rt-PA zouden ontwikkelen tot een werkzaam geneesmiddel. In de daaropvolgende jaren werd het middel gekloneerd, en vervolgens in experimentele behandelingen uitgetest op menselijke patiënten. In 1987 kwam het middel op de markt.

Vanaf 1981 was Collen gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde van de KU Leuven. Met de royalty's van rt-PA kon Collen naar eigen zeggen "zijn vrijheid kopen" aan de universiteit[1][2]: de vereniging zonder winstoogmerk D. Collen Research Foundation werd in 1988 opgericht om de inkomsten van rt-PA te kanaliseren. Met deze middelen werd onder meer een bijkomende onderzoeksverdieping op Campus Gasthuisberg gerealiseerd.

Met de commercialisatie van rt-PA ontstond wel een frustratie, omdat het middel aan zijn hoge kostprijs niet voor iedereen beschikbaar was. Collen begon met zijn medewerkers te zoeken naar een goedkoper alternatief. Om het klinisch onderzoek naar dit alternatief, stafylokinase, te bekostigen, werd in 1991 Thromb-X NV opgericht als een spin-off van de universiteit. De ontwikkeling hiervan viel echter stil.

Collen richtte vervolgens een nieuw biotechbedrijf op met enkel privégelden: ThromboGenics. Dit nam Thromb-X over van de KU Leuven en ontwikkelde ocriplasmine, een verkorte vorm van plasmine, voor de behandeling van vitreomaculaire verkleving in het oog. Tussen 1998 en 2002 nam Collen tijdelijk ontslag om ThromboGenics uit te bouwen, maar hij bleef buitengewoon hoogleraar. ThromboGenics was vanaf 2006 genoteerd op de beurs.

Naast zijn bezigheden in België was Collen actief als professor biochemie en geneeskunde binnen de afdeling van Kenneth G. Mann aan het University of Vermont College of Medicine (1984-2005), gastprofessor in de groep van Herman 'Chip' Gold in het Massachusetts General Hospital aan de Harvard Medical School (1987-1994), geneeskundig consultant aan het Massachusetts General Hospital (1987-2005) en gastprofessor aan de Division of Surgery and Anaesthesia van Kevin Burnand binnen de United Medical and Dental Schools of Guy's and St Thomas' Hospitals, Londen (1999-2002).[1][2]

Collen was in 1995 even kandidaat voor de functie van rector van de KU Leuven. In de debatten liet hij zich opmerken door een pleidooi voor een desnoods kleinere, maar uitmuntende universiteit, een "klein Harvard".

Door de oprichting van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie in 1995, was Collen in staat om de capaciteit van zijn Leuvense onderzoekslaboratoria uit te breiden. Hij werd directeur van het VIB Department for Transgene Technology and Gene Therapy, ondertussen het VIB-KU Leuven Centrum voor Kankerbiologie. Samen met professor Peter Carmeliet en collega's werden spraakmakende bijdragen geleverd op het vlak van vasculaire biologie, tumorbiologie en neurobiologie. Zo voerde het departement tussen 1995 en 2008 baanbrekend onderzoek naar de rol van de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) en placentale groeifactor (PlGF) in angiogenese (bloedvatvorming)[6], kanker[7] en amyotrofe laterale sclerose (ALS).[8]

In 2008 bereikte hij de wettelijk verplichte pensioenleeftijd voor Belgische universiteiten. Hij bleef echter verder werken, als voorzitter van ThromboGenics. Eind 2013 stopte Collen als voorzitter en lid van de raad van bestuur van ThromboGenics.[9] Het bedrijf wijzigde zijn naam in 2018 tot Oxurion.

Begin 2015 richtte Collen de private stichting Désiré Collen Stichting op, die vervolgens, samen met de vzw Life Sciences Research Partners, de nieuwe naam van de vroegere D. Collen Research Foundation, een nieuwe naamloze vennootschap Fund+ oprichtte. Dit private-equityfonds investeert in innovatieve bedrijven in de levenswetenschappen.

Prijzen en onderscheidingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Désiré Collen kreeg in 1984 de Belgische Francquiprijs in de Biologische en Medische Wetenschappen. Hij ontving in 1986 ook de Louis-Jeantet Prize for Medicine, in 1994 de Bristol-Myers Squibb Award voor cardiovasculair onderzoek samen met Marc Verstraete, in 2005 de InBev-Baillet Latour Gezondheidsprijs, dit keer met Peter Carmeliet, in 2007 de Harvard Leadership Prize van de Harvard Club of Belgium, in 2009 de Insead Innovator Prize, in 2011 de Robert P. Grant-medaille van de International Society for Thrombosis and Haemostasis, in 2013 de carrièreprijzen (lifetime achievement award) van Belcham (New York, NY, USA) en van Scrip (London, VK).

In juli 2012 verleende koning Albert II hem de persoonlijke titel van baron. Hij mag zich sinds oktober van dat jaar ook ereburger noemen van zijn geboortestad Sint-Truiden en werd in 2014 door Alfagen, de alumnivereniging geneeskunde van de KU Leuven, verkozen tot alumnus van het jaar.

In 2017 werd het volledig vernieuwde Leercentrum Désiré Collen van de KU Leuven, dat mede dankzij zijn steun tot stand kwam, naar hem vernoemd.

Daarnaast ontving hij eredoctoraten van de Erasmus Universiteit Rotterdam in 1988, de Vrije Universiteit Brussel in 1994, de Universiteit van Notre Dame in 1995 en de Université de la Méditerranée, Marseille in 1999.

Collens memoires ‘Een hart voor onderzoek en ondernemen’ verschenen in 2009 bij VandenBroele (ISBN 9789049600563). Huybrechts P., Van Wijck F. Désiré Collen, Biotechpionier. LannooCampus (ISBN 9789401453530)