Naar inhoud springen

Jean Rochefort

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jean Rochefort
Jean Rochefort
Algemene informatie
Volledige naam Jean Raoul Robert Rochefort
Geboren 29 april 1930
Overleden 9 oktober 2017
Land Frankrijk
Werk
Jaren actief 1953-2012
(en) IMDb-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Jean Raoul Robert Rochefort (Parijs[1], 29 april 1930 – aldaar, 9 oktober 2017) was een Frans acteur, erg herkenbaar dankzij zijn snor, zijn karakteristieke neus en zijn sonore stem.

Leven en werk

[bewerken | brontekst bewerken]

Toneelopleiding en toneelacteur

[bewerken | brontekst bewerken]

Rochefort studeerde toneel aan het Centre d'Art Dramatique de la rue Blanche in Parijs. Daarna volgde hij een opleiding aan het Conservatoire National, waar rond die tijd ook Jean-Pierre Marielle en Jean-Paul Belmondo studeerden. Na zijn militaire dienstplicht te hebben vervuld trad hij toe tot het gezelschap Compagnie Grenier Hussenot, waar hij tussen 1953 en 1960 zeven jaar lang deel van uitmaakte. Daarna, tot aan het einde van de jaren zestig, bleef hij veel theater spelen, onder meer stukken van Harold Pinter (The Collection en The Lover), Arthur Miller en Friedrich Dürrenmatt. Hij bleef met soms grote tussenpozen op het podium optreden.

Debuutjaren als filmacteur

[bewerken | brontekst bewerken]

Eind jaren vijftig begon Rochefort zijn carrière als filmacteur, waarbij hij kleine rollen speelde. In het begin van de jaren zestig vertolkte hij al wat belangrijkere rollen in mantel- en degenfilms zoals Le Capitaine Fracasse en Le masque de fer. Terwijl hij bezig was met de opnames voor een andere historische avonturenfilm, de klassieker Cartouche (1962), ontdekte hij zijn passie voor paarden en de paardensport. Sindsdien hield hij zich bezig met het fokken van paarden. Hij was eigenaar van Le Haras de Villequoy, een beroemde stal. Net zoals zijn grote vrienden Philippe Noiret en Jean-Pierre Marielle brak hij in die periode door in de Franse filmwereld.

Na Cartouche bleef hij optreden in kostuumdrama’s. Zo was hij te zien in de eerste drie delen uit de Angélique-serie van Bernard Borderie : Angélique Marquise des Anges (1964), Merveilleuse Angélique (1965) en Angélique et le Roy (1966). Hij werkte in die tijd ook opnieuw enkele keren samen met Philippe de Broca, de regisseur van Cartouche. Aan het eind van de jaren zestig had Rochefort al heel wat naambekendheid bij het Franse publiek dankzij zijn rollen in de Angélique-films en de De Brocakomedies.

Jaren zeventig: de drukke gloriejaren

[bewerken | brontekst bewerken]

In het begin van de jaren zeventig koos hij ook voor het meer alternatieve circuit. Hij speelt zijn eerste hoofdrol als ex-man van Annie Girardot en vader van Claude Jade in Les feux de la chandeleur (Lentevuur, 1971). Hij werkte onder meer samen met Claude Chabrol en Bertrand Tavernier. Zo was hij te zien in Les Innocents aux mains sales (1974) en in Les Magiciens (1975), twee films noirs van Chabrol. Hij deelde de affiche met zijn boezemvriend Philippe Noiret in L'Horloger de Saint-Paul (1974) en in Que la fête commence (1975), de eerste twee films van Tavernier. In 1974 speelde hij mee in de surrealistische tragikomische fabel Le fantôme de la liberté, de voorlaatste film van beeldenstormer Luis Buñuel. Hij was ontroerend als de door longkanker getroffen kapitein-ter-zee in het maritieme drama Le Crabe-tambour (1977). Maar Rochefort muntte al evenzeer uit in het komische genre. Uitschieter was hier zijn zesvoudige heel succesrijke samenwerking met regisseur Yves Robert waarvan de spionagefilmparodie Le Grand Blond avec une chaussure noire (1972) het commerciële hoogtepunt was. Vermeldenswaardig waren eveneens Calmos (1976), een van Bertrand Bliers zwarte komedies, Le Cavaleur (1978) van oude bekende Philippe de Broca en de culinaire komedie Who Is Killing the Great Chefs of Europe? (1977), een Europees-Amerikaanse coproductie waarin hij in het gezelschap van een internationaal getinte cast vertoefde.

Jaren tachtig

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij zette de jaren tachtig in met de tragikomedie Chère inconnue (1980) waarin hij de broer van Simone Signoret speelde, de vrouw met wie hij, zonder het te beseffen, correspondeerde. Voor de zesde keer op het scherm verenigd met Noiret zette hij een glansprestatie neer in het pakkende politieke politiedrama Il faut tuer Birgitt Haas (1981). In de tragikomedie L'Ami de Vincent (1983) vertolkte hij de titelrol Vincent, de beste vriend van Noiret en die komt erachter dat Vincent misschien wel niet diegene is die hij dacht te zijn. Ruim tien jaar na de politiekomedie Les vécés étaient fermés de l'intérieur (1976) ontmoette hij opnieuw regisseur Patrice Leconte en vertolkte een mythomane presentator van radiospelletjes in diens tragikomedie Tandem (1987).

Latere carrière

[bewerken | brontekst bewerken]

Meer Patrice Leconte

[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren negentig bleef hij vaak samenwerken met Leconte. In de tragikomedie Le Mari de la coiffeuse (1990) was hij zo gefascineerd door de sfeer en de geur van het kapsalon dat hij later een knappe kapster huwde. Vervolgens werkten Leconte en Rochefort samen in Les Grands Ducs (1996) waarin hij zijn trouwe vrienden Philippe Noiret en Jean-Pierre Marielle terugvond voor een komedie gesitueerd in het theatermilieu. Daarna kwamen nog de tragikomedie Ridicule (1996) en het drama L'Homme du train (2002) waarin Rochefort de hoofdrol deelde met Johnny Halliday, de man uit de titel.

Nieuwe lichting cineasten

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij schonk als gevestigde waarde ook graag vertrouwen aan debuterende cineasten zoals Pierre Salvadori, Philippe Lioret en Fabien Onteniente. in Salvadori's misdaadfilm Cible émouvante (1993) vertolkte hij een ouder wordende huurmoordenaar. Liorets tragikomedie Tombés du ciel (1994) gaf hem de gelegenheid om een reiziger te spelen die vast komt te zitten in de transitzone van een Parijse luchthaven omdat hij zijn identiteitspapieren heeft verloren. De film was gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de Iraanse asielzoeker Merhan Karimi Nasseri en kreeg een Amerikaanse versie in Spielbergs The Terminal (2004).

Het geaborteerde Don Quixote-project

[bewerken | brontekst bewerken]

Rochefort werd verkozen voor de hoofdrol in de ambitieuze productie The Man Who Killed Don Quixote (2001) door ex-Monthy Pythonlid regisseur Terry Gilliam, maar hij werd getroffen door een hernia. Deze aandoening betekende niet alleen het einde van zijn geliefde ruitersport maar was ook een van de talrijke oorzaken waardoor de opnames werden afgelast. Het mislukken van deze productie werd ten slotte verfilmd in de documentaire Lost in La Mancha (2002).

Ook bijrollen

[bewerken | brontekst bewerken]

Rochefort deinsde er ook niet voor terug bijrollen te spelen: zo was hij de cynische directeur van een condomenfabriek in de succesrijke Veberkomedie Le Placard (2001) waarin hij zijn werknemer, de stuntelige sul François Pignon, voor zijn publiciteitskar spande. In de thriller Ne le dis à personne (2006) was hij de invloedrijke vader van de psychopathische moordenaar. Ook het drama L'Enfer (2005) van Danis Tanović en de thriller La Clef (2007) bezorgden hem mooie bijrollen.

In 2012 kondigde hij aan dat hij zijn filmcarrière als afgerond beschouwde. Hij vertolkte dat jaar nog zijn laatste rol, die van een beroemd beeldhouwer, in El artista y la modelo, een tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Franse vrije zone gesitueerd drama van de Spaanse regisseur Fernando Trueba.

Rochefort trouwde in 1960 met Alexandra Moscwa, met wie hij twee kinderen kreeg, Marie (1962) en Julien (1965). Daarna kreeg hij nog drie kinderen: met Nicole Garcia heeft hij een zoon Pierre, Clémence en Louise zijn de dochters die hij heeft met de architecte Françoise Vidal.

Filmografie (selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]

Prijzen en nominaties

[bewerken | brontekst bewerken]