reis
Uiterlijk
- reis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reis | reizen |
verkleinwoord | reisje | reisjes |
1. grote, lange tocht of trip
vervoeging van |
---|
reizen |
reis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reizen
- Ik reis.
- gebiedende wijs van reizen
- Reis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reizen
- Reis je?
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- reis
Naar frequentie | 1376 |
---|
reis
- gebiedende wijs van reise
- reis
reis
- gebiedende wijs van reisa
reis
- gebiedende wijs van reise
enkelvoud | meervoud |
---|---|
reis | — |
reis m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 4
- Werkwoordsvorm in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 4
- Werkwoordsvorm in het Nynorsk
- Woorden in het Welsh
- Zelfstandig naamwoord in het Welsh