aaneenkoppelde
Uiterlijk
- Geluid: aaneenkoppelde (hulp, bestand)
- IPA: / anˈenkɔpəldə / (5 lettergrepen)
- aan·een·kop·pel·de
vervoeging van |
---|
aaneenkoppelen |
aaneenkoppelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenkoppelen
- ... dat ik aaneenkoppelde.
- ... dat jij aaneenkoppelde.
- ... dat hij, zij, het aaneenkoppelde.
- ... dat ik aaneenkoppelde.
- Het woord 'aaneenkoppelde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.