aaszak
Uiterlijk
- aas·zak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aaszak | aaszakken |
verkleinwoord |
de aaszak m
- zak waarin men eten kan vervoeren
- zak waaruit een goochelaar allerlei zaken kan toveren
- valsspeler
- Het woord aaszak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aaszak" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be