Naar inhoud springen

aber

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aber


  • aber
Naar frequentie 4930

aber

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abe

aber

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van abe


  • aber
  • Afkomstig uit het Indo-Germaans
Naar frequentie 26

aber

  1. maar

aber

  1. maar, doch, echter, evenwel
  • Klein, aber oho!
Klein, maar dapper!
  • Unglaublich, aber wahr!
Ongelofelijk, maar waar!
  • zwar, aber
weliswaar, maar
enkelvoud meervoud
nominatief das Aber die Aber
die Abers
genitief des Aber
des Abers
der Aber
der Abers
datief dem Aber den Abern
den Abers
accusatief das Aber die Aber
die Abers

aber, o

  1. het maar
  • ohne Wenn und Aber
zonder 'als' en 'maar'
  • viele Wenn und Aber vorbringen
veel 'als' en 'maar' ter spraake brengen


  • a·ber
  • Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aber     aberet     aber
abere  
  abera
aberne  
genitief   abers     aberets     abers
aberes  
  aberas
abernes  

aber, o

  1. het maar
    «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
    Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.
  • Det er et aber ved det.
Het is een maar erbij.

aber

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber


  • aber
  • Afkomstig van het Duitse voegwoord aber
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aber     aberet     aber     abera  

aber, o

  1. het maar
    «Forurensningen er et stort aber ved fabrikkvirksomheten langs elva.»
    Vervuilingen zijn een groot maar bij fabrieksactiviteiten langs de rivier.

aber

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aber