acquisiteur
Uiterlijk
- Geluid: acquisiteur (hulp, bestand)
- ac·qui·si·teur
- In de betekenis van ‘werver van advertenties e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1908 [1]
- pseudo-Frans
- Naamwoord van handeling van acquireren met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | acquisiteur | acquisiteurs |
verkleinwoord | acquisiteurtje | acquisiteurtjes |
- mannelijke vorm van acquisitrice
- Het woord acquisiteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "acquisiteur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ acquisiteur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).