bolrond
Uiterlijk
- bol·rond
- samenstelling van bol en rond
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bolrond | bolronder | bolrondst |
verbogen | bolronde | bolrondere | bolrondste |
partitief | bolronds | bolronders | - |
bolrond [1]
- met zowel de eigenschap van min of meer cirkelvormig te zijn als de eigenschap hebbend van min of meer bol te zijn
- Frappant: rubberrandwielen zijn altijd als zwenkwiel uitgevoerd en hebben een plat loopvlak. Hardplastic wieltjes draaien om een vaste as. En hebben een bolrond loopvlak. Wieltjes die om vaste assen draaien zijn altijd goedkope wieltjes. Ze moeten wel van glad, hard plastic zijn om in bochten voldoende te kunnen slippen. Ook moeten ze klein worden uitgevoerd om een te zware belasting van hun goedkope lagertjes in het bochtenwerk te voorkomen. Bijkomend voordeel van het plastic: als het lager toch vastloopt is de koffer nog redelijk te verslepen.[2]
1.met zowel de eigenschap van min of meer cirkelvormig te zijn als de eigenschap hebbend van min of meer bol te zijn
- Het woord bolrond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bolrond" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Karel Knip 3 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be