credo
Uiterlijk
- cre·do
- van Latijn credo, in de betekenis van ‘geloofsbelijdenis’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | credo | credo's |
verkleinwoord | - | - |
het credo o
- (religie) apostolische geloofsbelijdenis
- belijdenis van een innig(e) geloof of overtuiging
- motto
2. geloof of overtuiging
- Het woord credo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "credo" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ credo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "credo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- cre·do
enkelvoud | meervoud |
---|---|
credo | credos |
credo m
- credo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Woorden in het Spaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Religie in het Spaans