Naar inhoud springen

dor

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Dor
  • dor
  • In de betekenis van ‘onvruchtbaar door droogte’ voor het eerst aangetroffen in 918 [1]
  • [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dor dorder
dorrer
dorst
verbogen dorre dordere
dorrere
dorste
partitief dors dorders
dorrers
-

dor

  1. uitgedroogd door gebrek aan water
    • De dorre bladeren zijn van de takken afgevallen. 
     Vandaag zou ik de woestijn intrekken, een dorre vlakte die mij totaal vreemd was.[3]
  2. weinig bezielend
    • Je kunt zeggen wat je wilt van Walter Lewin, maar hij gaf geen dorre colleges. 
vervoeging van
dorren

dor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorren
    • Ik dor. 
  2. gebiedende wijs van dorren
    • Dor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorren
    • Dor je? 
91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]


persoon enkelvoud tweevoud weinigvoud meervoud
1ste iau amir amital avet
ave
1ste+2de - dor datal dat
da
2de u amur amutal avat
ava
3de i
ia
dir
di
dital diat
dia

dor

  1. 1e persoon inclusief tweevoud: wij tweeën, jij en ik