geroepene
Uiterlijk
- ge·roe·pe·ne
- Naamwoord van handeling van roepen met het voorvoegsel ge- en met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geroepene | geroepenen |
verkleinwoord |
- een persoon die wordt aangesproken
- iemand die uitverkoren is
- Hier kwam God neêr; dies is hij heilig,
De onder Zijn voeten wankle rots.
Maar de geroepene leeft veilig
Voor het verborgen aanschijn Gods. [1]
- Hier kwam God neêr; dies is hij heilig,
- Het woord geroepene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geroepene" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ DBNL (1933)–Willem de Mérode Het kristal. geraadpleegd 21 december 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be