gijpen
Uiterlijk
- gij·pen
- In de betekenis van ‘voor de wind overstag gaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gijpen |
gijpte |
gegijpt |
zwak -t | volledig |
gijpen
- inergatief (scheepvaart) met de wind mee door de wind gaan
- Er moest gegijpt worden en dat vereiste enige oplettendheid, omdat zeil met een grote klap over hun hoofden zwaaide.
- ergatief (scheepvaart) plotseling van stand veranderen van de zeilen wanneer met met de wind mee door de wind gaat
- Het zeil was plotseling gegijpt en had hem een flinke klap toegebracht.
- Het woord gijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gijpen" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gijpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 71 %
- Prevalentie Vlaanderen 38 %