gis
Uiterlijk
- gis
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: slim’ voor het eerst aangetroffen in 1860 [1]
- Herkomst: Jiddisj [2]
- (zn) g met het achtervoegsel -is
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gis | gisser | gist |
verbogen | gisse | gissere | giste |
partitief | gis | gissers | - |
gis
- (Jiddisch-Hebreeuws) intelligent, slim [1], schrander
- Een gisse opmerking.
- Jiddisj ook: ches
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gis | gissen |
verkleinwoord | gisje | gisjes |
- (muziek) een halve toon verhoogde toon "g"
- De toon “gis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de toon “as”.
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “gis-mineurtoonladder”, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- Op de notenbalk van een vioolsonate in gis, staan vijf kruisen als voortekens.
- (muziek) de grondtoon van het “gis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
- De drie tonen van het gis-mineurakkoord (symbool: G#m) in grondligging, zijn: gis - b - dis.
- [1] as
- [2] gis-kleinetertstoonladder, gis-klein, gis-mineurtoonladder, gis-mineur
- [3] gis-klein, gis-kleinakkoord, gis-mineur, gis-mineurakkoord, G#m
- [1] ges
- [2] Gis, Gis-groot, Gis-majeur, Gis-grotetertstoonladder
- [3] Gis, Gis-groot, Gis-majeurakkoord
2. gis-kleinetertstoonladder
3. gis-mineurgrondakkoord
vervoeging van |
---|
gissen |
gis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gissen
- Ik gis.
- gebiedende wijs van gissen
- Gis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gissen
- Gis je?
- Het woord gis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gis" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- gis
gis o
- (muziek) de toon ”gis”
- (muziek) gis: korte aanduiding van de toonaard “gis-mineur”
- «Eine Sonate in gis.»
- Een sonate in gis kleine terts.
- «Eine Sonate in gis.»
- [2] Gis, Gis-Dur, Gis-Dur-Tonleiter
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
gis |
gegis |
volledig |
gis
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -is in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 3
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Duits
- Muziek in het Duits
- Woorden in het Afrikaans
- Niet-samengesteld werkwoord in het Afrikaans
- Werkwoord in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans