groei

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  groei    (hulp, bestand)
• IPA: / ɣruj / (1 lettergreep)
  • (Noord-Nederland): /χruj/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣruj/

Woordafbreking

• groei

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van groeien zonder -en.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	groei	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de groei v

1. het groter worden

   • Zijn groei schokte de wereld. 
   • In 1972 verscheen het rapport "Grenzen aan de groei" van de Club van Rome, vijftig jaar later streven politici nog altijd naar een zo hoog mogelijke jaarlijkse economische groei 

   ▸ Ze beargumenteren op basis van hun onderzoeken onder meer dat je voor economische groei in een land vaak politieke stabiliteit nodig hebt.

Verwante begrippen

• krimp

Hyponiemen

   

aangroei afzetgroei algengroei baardgroei bacteriegroei banengroei bbp-groei bevolkingsgroei borstgroei celgroei consumptiegroei diktegroei dwerggroei economische groei exportgroei filegroei geldgroei haargroei ijsgroei importgroei inkomensgroei investeringsgroei kredietgroei kristalgroei kwartaalgroei ledengroei lengtegroei lichaamsgroei marktgroei mingroei nettogroei nulgroei omzetgroei ondergroei personeelsgroei plantengroei premiegroei productiegroei productiviteitsgroei recordgroei reizigersgroei reuzengroei salarisgroei scheefgroei schimmelgroei spreigroei tumorgroei turbogroei uitgavengroei uitgroei verkoopgroei vermogensgroei vervoersgroei volumegroei waardegroei welvaartsgroei wereldgroei wereldhandelsgroei werkeloosheidsgroei werkgelegenheidsgroei werkloosheidsgroei wildgroei winstgroei wortelgroei

Afgeleide begrippen

   

groei-economie groei-explosie groei-impuls groei-industrie groei-informant groei-initiatief groei-jaar groeiaandeel groeiachterstand groeiagenda groeiambitie groeibaan groeibedrijf groeibegroting groeibeleid groeibevorderaar groeibevorderend groeibijbel groeiboek groeibon groeibrief groeibriljant groeicijfer groeicontract groeicurve groeidenken groeidiamant groeidoelstelling groeidynamiek groeien groeifactor groeifase groeifonds groeigebied groeigemeente groeigroep groeiherstel groeihormoon groeihypotheek groeikans groeikern groeikoorts groeikracht groeilaag groeilamp groeiland groeilijn groeimarge groeimarkt groeimiddel groeimodel groeimogelijkheid groeimotor groeinorm groeipact groeipad groeipakket groeipatroon groeipercentage groeiperiode groeiperspectief groeipijn groeiplaat groeiplaats groeiplan groeipool groeipotentie groeipotentieel groeipremie groeiproces groeiprognose groeiprojectie groeipunt groeiraming groeiregio groeiregulator groeiremmer groeiring groeiritme groeiscenario groeischerm groeischijf groeischool groeisector groeiseizoen groeisnelheid groeispurt groeistad groeisteen groeistimulering groeistof groeistoornis groeistrategie groeistreep groeistuip groeitaak groeitak groeitempo groeitijd groeitop groeitrend groeiverhaal groeivermogen groeiversnelling groeivertragend groeivertraging groeiverwachting groeivoet groeivoorspelling groeivooruitzicht groeivorm groeiwoning

Vertalingen

    1. het groter worden   

Duits: Wuchs (de) m, Zunahme (de) v Engels: growth (en) Frans: croissance (fr) Hongaars: növekedés (hu)

Noors: auke (no) m, vekst (no) m, økning (no) m/v, øking (no) m/v Nynorsk: auke (nn) m, auking (nn) v, vekst (nn) m Nynorsk: auki (nn) m Spaans: aumento (es) m, crecimiento (es) m, incremento (es) m

Werkwoord

vervoeging van
groeien

groei

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien
   

   • Ik groei. 

2. gebiedende wijs van groeien
   

   • Groei! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien
   

   • Groei je? 

Gangbaarheid

• Het woord groei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groei" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.