kajuit
Uiterlijk
- ka·juit
- van Middelnederlands kayhute, in de betekenis van ‘passagiersverblijf op boten’ als laatste deel van voorkayhute aangetroffen vanaf 1455; de verdere herkomst is onzeker [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kajuit | kajuiten |
verkleinwoord | kajuitje | kajuitjes |
- overdekte gemeenschappelijke verblijfplaats op schepen
- De kajuit was voorzien van een kachel voor de koudere tijden.
1. overdekte gemeenschappelijke verblijfplaats op schepen
- Het woord kajuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kajuit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kajuit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kajuit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %