leugenachtig
Uiterlijk
- leu·gen·ach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | leugenachtig | leugenachtiger | leugenachtigst |
verbogen | leugenachtige | leugenachtigere | leugenachtigste |
partitief | leugenachtigs | leugenachtigers | - |
leugenachtig
- (van persoon) geneigd om veel te liegen.
- leugens bevattend
- Een leugenachtig antwoord.
- Het woord leugenachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leugenachtig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be